16 maart 2011 (derde reis)
Geschreven door Henk Oosterwijk.
Datum: 16 maart 2011.
Op Barbados heb ik genoten van de stad Bridgetown en had ik een leuk contact met een aantal Duitsers op de ankerplaats. Dagelijks ging ik de stad in en daar leerde ik op de eerste dag al Michelle kennen. Zij heeft een hotdog/hamburger kraampje nog voordat je de brug oversteekt naar het centrum van Bridgetown. Elke ochtend hadden we een babbeltje met elkaar en toen het bijna kerstmis was heb ik haar een transistorradio gegeven. Ze had een oud dingetje dat met plakband nog aan elkaar hing. Ach, en ze had me zoveel over Bridgetown en Barbados verteld dat ik vond dat ze wel een kerstcadeau had verdiend. Met de kerstdagen lag ik met griep op bed. En dat duurde wat mij betreft veel te lang, want ik was er wel twee weken ziek van. Ik hoorde toen dat het ook in Nederland heerste.
Op 29 december vertrok ik naar het eiland St. Lucia. Dat is 24 uren varan vanaf Barbados en mijn Zwitserse vrienden waren daar na 33 dagen op de oceaan te zijn geweest in de marina. Onze hereniging was heel bijzonder, we hadden elkaar veel verhalen te vertellen. Samen hebben we oud en nieuw gevierd met een etentje in een restaurant in de marina. Er was live muziek in de vorm van een jongen die in zijn eentje de prachtigste muziek speelde op een steeldrum. En om twaalf uur vloog iedereen elkaar om de hals en werd er druk gezoend. Ik was blij dat ik het op St. Lucia in de marina vierde. Ik heb daar lang in de marina gelegen voordat ik buiten in de Rodney Bay ging ankeren. Mijn Zwitserse vrienden waren vertrokken naar andere baaien op St. Lucia maar kwamen eigenlijk teleurgesteld weer terug. Veel te veel verkopers die dagelijks aan je boot verschijnen en iedereen die maar probeert om geld van je te krijgen. Tijdens mijn verblijf in de marina kwam er op een dag een Engels stel langs die zeiden dat ze me kenden van La Linea, een Spaanse ankerbaai vlakbij Gibraltar. Ik herkende ze en ik had ze inderdaad in 2007 daar ontmoet. Ze hadden inmiddels een andere boot en lagen geankerd in de Rodney Bay. Met hun boot heb ik als bemanning een wedstrijd meegezeild naar Martinique en weer terug. Was best enerverend want er was veel wind en hoge golven en tot overmaat van ramp brak op de terugweg zijn stuurkabel en moest er met een noodstuurinrichting worden gestuurd. Dat heb ik gedurende de veertien zeemijlen terug naar St. Lucia op me genomen door op het achterdek te gaan zitten en met mijn voeten de noodhelmstok te bewegen. Er kwamen toen ik daar zo zat een aantal squalls over en ik regende helemaal nat. Toch hadden we veel lol, want we waren met vier kerels en er was er niet een die droog bleef. Het was dus sowieso een natte boot. Heel anders dan mijn boot, waar je eigenlijk altijd droog kunt blijven. Toen de Zwitsers weer terug waren in Rodney Bay en de laatste inkopen hadden gedaan vertrokken we samen naar de plaats Le Marin dat in het zuidoosten op Martinique ligt. Zij wilden daar nog een paar weken blijven en ik ging na vier dagen al weer verder en ankerde in het noordwesten van Martinique in de prachtige baai van St. Pierre. Ik wilde zeilen en niet in de haven blijven.
Zo kwam ik de volgende dag, het was inmiddels 1 februari, na langs het eiland Dominica te zijn gevaren, aan op het eiland Iles des Saints in de baai bij Pain du Sucre. Het werd een onvergetelijke nacht, want dit was de slechtste ankerplaats die ik ooit had beleefd. De boot werd heen en weer geschud door de golven die van drie kanten de baai in konden komen. Blijkbaar stond de wind verkeerd, want anderen hebben daar een heel leuk verblijf gehad. Ik ging de volgende dag snel anker op en ben doorgevaren naar het eiland Guadeloupe. Inmiddels had ik via de SSB radio weer contact met Willem van de Flying Swan en hij gaf mij de tip om in een baai te ankeren in het noordwesten van Guadeloupe. Daar kon je via het internet inklaren en het plaatsje heette Deshaies. Het was zo’n lieflijk plaatsje dat ik daar twee dagen bleef liggen.
Van daaruit ben ik overgevaren naar het eiland Montserrat waar ik in Carr´s Bay verbleef. Ik heb daar maar één nacht geankerd gelegen want ook daar was veel deining van de golven. Heel vroeg in de ochtend ben ik toen overgevaren naar Antigua waar ik in English Harbour aankwam. English Harbour is een belevenis op zich. Nelson heeft daar vroeger een ankerplaats gebouwd met gebouwen waar reparaties voor zijn schepen konden plaatsvinden. Die oude gebouwen zijn er nu nog en er is een klein museum. Het geheel heet heel toepasselijk Nelsons Dockyard. Je ziet er veel luxe grote schepen. Ik heb er mijn ogen uitgekeken naar die fantastische grote zeilschepen. Jaarlijks vinden daar ook heel bekende wedstrijden plaats. Ik had op de ankerplaats een leuk contact met Canadezen, maar na zes dagen voelde ik dat ik toch weer verder moest. Je kon oud worden in English Harbour. Voor je het weet doe je mee aan de wekelijkse Engelse quiz en kom je er nooit meer weg.
Ik voer in een recordtempo naar St. Maarten en kwam op 11 februari om 03.00 uur ´s nachts aan in Marigot Bay, dat is aan de Franse kant van het eiland. ´s Middags voer ik door de brug de Simpson Bay Lagoon in en maakte daar ook weer contact met Willem Winters en zijn vrouw. Die lagen geankerd aan de Nederlandse kant. Met mijn dinghy kon ik in vijftien minuten naar hen toevaren, wat ik dan ook gedaan heb. We hebben heerlijk bijgepraat en natuurlijk ging het ook over de vraag hoe de reis nu verder zou verlopen. Zij blijven nog een jaar in het Caribisch gebied en gaan hun boot tijdens het orkaanseizoen opleggen in Trinidad. Ze vliegen dan naar Nederland en komen pas in november weer terug en cruisen dan weer vrolijk door de Carieb. Ik had me voorgenomen om rustig tot eind februari in Simpson Bay Lagoon te blijven om na te denken over het verdere verloop van mijn reis. Omdat Willem Winters vroeger lid was van Watersportvereniging De Amer geef ik hier op zijn verzoek het adres van zijn webpagina: www.flyingswan.nl. Dan kunnen degenen die hem kennen hem via deze website volgen.
Op een gegeven moment kwam Duitse solozeiler Axel, die ik op Graciosa en Gran Canaria had leren kennen, bij Sint Maarten aan. Hij was vertrokken vanaf Las Palmas en had de oversteek in 22 dagen gedaan. Bij hem was wel veel kapot gegaan onderweg en daar waren ook zaken bij die de overtocht minder prettig maken. Wat dacht je bijvoorbeeld van een toilet dat het niet meer doet, of een windvaaninrichting die het laat afweten? Nee, Axel had heel veel pech onderweg en via emails heb ik hem voortdurend aangemoedigd om door te zetten. Ik had hem beloofd dat ik hem met mijn dinghy tegemoet zou varen en dat heb ik op de dag van aankomst dan ook gedaan. Gewapend met een handmarifoon ben ik onder de brug door naar buiten gegaan, de Simpson Bay in. Daar stond nogal wat wind en hoge golven, dus ik moest nog aardig oppassen met mijn dinghy. Maar we hadden via de marifoon contact en al snel had ik mijn dinghy aan zijn boot vastgebonden en was ik aan boord. Het weerzien was geweldig en net toen we elkaar wat verhalen wilden vertellen zagen we dat de brug naar de Lagoon openging. We waren nog op behoorlijke afstand van de brug, dus maar even snel marifooncontact met de brugwachter. Hij zou ons er nog doorlaten als we er nu aankwamen. Eenmaal binnen in de Lagoon hebben we aan de Nederlandse kant een ankerplaats gevonden. Axels boot heeft namelijk 2,65 meter water nodig. Mijn boot maar 1,25 meter. En aan de Franse kant is het behoorlijk ondiep. Ik had Axel laten weten dat ik hooguit tot het einde van de maand februari zou blijven en dan verder zou reizen. We hebben een aantal dagen met elkaar opgetrokken en op woensdag 2 maart ben ik de Lagoon uitgevaren. Bij mijn afscheid waren Axel en Amerikaanse Scott aanwezig in hun dinghies en Willem met de Flying Swan en de Minor, een Nederlanse boot die ook met de ARC was overgestoken en die ik van SSB radio contact kende. Het afscheid was daarom des te intensiever omdat ik had aangegeven dat ik naar Panama zou reizen om daar door het kanaal te gaan en dan rond de wereld te varen! Ik had er lang en goed over nagedacht en vond dat ik dat moest doen. Het was nu of nooit! De boot was nog nooit zo goed uitgerust geweest en aan ervaring schortte het mij inmiddels niet. Ook de leeftijd gaat een rol spelen. Ik ben nu 57 jaar, en dat is een hele mooie leeftijd voor zo´n grote onderneming waar fysieke inspanning gepaard gaat met kennis en kunde. Op naar Panama dus.
Voordat ik aan de tocht naar Panama begon had ik het weer gedurende een aantal dagen goed gevolgd. De Caribische Zee is in de buurt van Colombia en Panama zoiets als de Golf van Biskaje in Europa. Het water kan met die sterke passaatwinden uit het noordoosten geen kant op. En dat geeft hele hoge golven. Je moet dus een beetje oppassen als je aan die tocht begint. Ik had gezien dat het gedurende zo´n zeven dagen rustig bleef en leek me lang genoeg om aan die tocht van elf dagen (1100 zeemijlen) te beginnen. Als het weer onderweg toch zou omslaan, dan kon ik altijd nog uitwijken naar de ABC eilanden. Het zeilmeisje, Laura Dekker, was momenteel even terug in Nederland om op de HISWA wat te vertellen over haar reis tot nu toe en haar boot lag bij Bonaire. Althans dat is wat ze zelf in haar Weblog schrijft. Ik passeerde haar nu dus eigenlijk want in haar Weblog schreef ze ook dat ze liever bij Bonaire wachtte dan later bij het eiland Tahiti. Ikzelf wilde zo snel mogelijk door het Panamakanaal. Ook op de Pacifische Oceaan heb je te maken met seizoenen en moet je af en toe buiten het orkaangebied een goed heenkomen zoeken. Dat betekent dat je je reis goed moet plannen. Daar is een heel goed standaardwerk over geschreven en dat is het boek World Cruising Routes van Jimmy Cornell. Maar eigenlijk is de basis van dat boek afgeleid van een Engels boek dat al veel langer bestaat en dat heb ik ooit gekregen van Jan de Jong van Watersportvereniging De Amer. Een fantastische gift, en hij heeft er iets moois in geschreven voor mij. Met die twee boeken gewapend ben ik in april 2010 begonnen aan deze lange reis. De bedoeling was om eerst de Kaapverdische Eilanden te bereiken en als dat allemaal goed verliep over te steken naar de Carieb. En als daar alles goed ging, dan zou ik verder kijken waar de reis naartoe ging. Ik sloot een wereldreis niet uit, maar sprak er zo min mogelijk over. Het is ook zo arrogant om aan het begin van zo´n reis te zeggen dat je even om de wereld gaat zeilen met een boot van 8 meter. Gelukkig heb ik de ervaring van twee reizen die elk anderhalf jaar hebben geduurd en ik weet dus wat mijn boot waard is in barre omstandigheden. Dat vertrouwen deel ik trouwens met de hele Midgetclub, nu ik daar zo eens over nadenk. Maar goed, je kunt het maar beter niet van de daken schreeuwen en rustig stap voor stap afleggen. En dat betekent dus dat ik nu voor het eerst van mijn leven de ingang naar het Panamakanaal ga zien bij Colon. Op zich al geen verkeerd avontuur met eigen boot.
Zoals verwacht verliep de reis naar Panama rustig. De meeste dagen had ik goede wind en maakte een voortgang van 80 tot 120 zeemijlen per dag. Ik had weinig last van squalls, hoewel ik ze vooral ´s nachts wel over zag komen. De extra wind die dat met zich meebracht kon ik goed gebruiken en bracht mij niet in de problemen. Af en toe kwam ik een vrachtschip tegen en dat gebeurde vooral tijdens de nacht. Gelukkig waarschuwde mijn radardetector mij bij dergelijke ontmoetingen. Slechts een keer kwam een schip wel erg dichtbij en minderde snelheid toen hij mij passeerde. Die was duidelijk geïnteresseerd in dat kleine zeilbootje. Maar meestal bleven ze op flinke afstand en kon ik nadat ze ver genoeg gepasseerd waren weer mijn hazeslaapjes pakken. Het koken onderweg was af en toe door de zeegang niet mogelijk en ik verloor dan ook weer wat kilo’s die ik in de Simpson Bay Lagoon had vergaard. Sowieso val je af als je eenmaal op zee niet meer aan de verlokkingen van fastfood aan de wal blootgesteld staat. Want dat moet eerlijk gezegd worden, als je eenmaal weer aan de wal bent is het moeilijk om van een hamburger met milkshake af te blijven. Dat is namelijk iets wat je aan boord niet zo gemakkelijk klaarmaakt en waar je echt zin in hebt als je weer aan de wal bent. Ik heb dat ook ervaren bij andere zeilers die lange tijd op zee zijn geweest. Toen ik nog zo’n 150 zeemijlen van mijn bestemming af was, zag ik hele velden planten in de zee drijven. Of ze van de Colombiaanse kust afkomstig waren weet ik niet, maar vermoed ik wel. Het was een vreemd gezicht, zoveel groen midden op zee.
En dan nu even een technisch stukje voor de zeilliefhebber. Als ik een grote tocht ging maken met veel dagen op zee, dan zou ik vooraf vier zaken in verband met de giek controleren. Zoals de zeiler weet kunnen er ongekende krachten op de giek staan. Nu heb ik met name voor de wind en met ruime wind gezeild. Bij mij zijn de volgende vier zaken kapot gegaan door de krachten die erop staan. Dat is het lummelbeslag, de blokken van de neerhouder, de stoppers op de overloop en de bevestiging van de bulletalie. Tijdens deze trip naar Panama waren het het bovenste blok van de neerhouder dat losscheurde (roestvrijstalen beugel brak af) en de stoppers van de overloop (die bleven vastzitten omdat ze verbogen waren door het geweld waarmee de slede tegen de stoppers komen bij gijpen met windkracht 6). Wat het laatste betreft zullen er lieden zijn die zeggen dat je dan een stormrondje moet maken in plaats van te gijpen. Nou, laat ik je nu vertellen dat je op zee met achteropkomende golven van drie meter niet zomaar even een stormrondje maakt zonder zelf het gevaar te lopen ernstig beschadigd te raken. Het lummelbeslag was overigens op de oceaanoversteek volledig afgebroken. En dan praat je toch over behoorlijk dik roestvrijstaal. Ik heb het in St. Lucia eraf laten halen en een nieuwe laten construeren waarvan elke component tweemaal zo dik roestvrij staal is als de vorige. Ik heb dus nu niet alleen de dikste zeilen (bij de Vries laten maken in de zomer van 2009) maar ook het dikste lummelbeslag wat er op mijn boot past. En zo denk ik dat ik nog wel meer componenten zal vervangen door steviger materiaal in de nabije toekomst. Zo, dit was het gedeelte voor de echte liefhebber.
Zondagmiddag tegen twaalven keek ik uit over de zee. Een vliegende vis zocht zijn plek in het water verderop en het viel me toen pas op hoe klein ze hier zijn in vergelijking met elders. Hier zijn ze zo groot als de sardientjes in een blikje. Zien ze in het groot er vliegend al uit als elfjes, in het klein is deze vergelijking nog toepasselijker. Ik hou van vliegende vissen omdat ze er vliegend zo teer en doorzichtig uitzien. Elke dag vind ik ze op mijn dek, uiteraard allemaal al lang dood. Ze zijn gedurende de nacht tegen mijn boot opgebotst en op dek blijven liggen. Af en toe als ik toch bij de mast moet zijn ruim ik ze op. Er moet ook een vogel ’s nachts als passagier zijn meegevaren want mijn hele buitenboordmotor en een gedeelte van de kuip waren ondergepoept. Jammer dat ik hem niet heb gezien, want ik was achteraf heel erg benieuwd wat voor vogel het geweest is. En toen ik op die zondagmiddag 13 maart zo in gedachten over de zee tuurde, zag ik linksvoor de contouren van de bergen van Panama. Ik had het kunnen weten want de laatste 50 mijlen zou ik de kust volgen. Maar ik had er helemaal niet meer aan gedacht en daarom was de verrassing des te groter. Na 11 dagen varen zag ik nu voor het eerst weer land. Altijd een heel bijzonder moment. Ik had trouwens mijn genua ingerold en de boot voer alleen op grootzeil nog 2,5 tot 3 knopen. Door de golven ging de boot geweldig op en neer, maar het was nodig om zo langzaam te varen. Panama is een dermate belangrijke mijlpaal voor mij dat ik er met daglicht, of in ieder geval tegen daglicht, de haven aan wil doen. Tot nu toe heb ik altijd gewoon doorgevaren, of ik nu met licht of in het donker in de haven aankwam deed er niet zo veel toe. Met radar en het navigatieprogramma op de laptop aangesloten op de gps vond ik mijn weg in de haven altijd wel. Maar dit was te bijzonder om in het donker te beleven. En zo sloop ik langzaam richting Colon met de bedoeling er de volgende dag in alle vroegte aan te komen.
Om halftwaalf ’s avonds lag ik even voor 20 minuten een hazeslaapje te doen, toen ik het alarm van mijn stuurautomaat hoorde en de boot behoorlijk overhelde. Dan weet je dat de automaat het niet meer aankan en er iets aan de hand is. Mijn ST4000 Raymarine stuurautomaat kan het niet meer aan als de wind aantrekt tot boven de 35 knopen. Dat is windkracht 8 en hoger. Voor de kust van Teneriffe had ik die wind meegemaakt in een wind versnellingszone voor Santa Cruz en toen had ik mijn dinghy verloren. Ik ben snel naar buiten gegaan en heb de stuurautomaat ontkoppeld. Ben zelf aan de helmstok gaan zitten en met alle macht wist ik de boot weer op koers te krijgen. Het viel me op dat de hele lucht pikkedonker was terwijl achter me aan de horizon het lichter was. Het bleek om een enorme squall te gaan waar heel veel wind en regen in zat. Als ik niet kleddernat wilde worden moest ik snel weer naar binnen. Nu weet je dat die windvlagen niet langer duren dan hooguit tien minuten. En gelukkig was de wind al weer afgezwakt tot normalere proportie toen het echt begon te regenen. De stuurautomaat kon het nu weer overnemen en ik kon naar binnen. Snel alle patrijspoorten dichtgedaan en de schotten erin gezet bij de kajuitingang. En toen kwam het met alle geweld naar beneden. Je moet er toch respect voor hebben voor dat natuurgeweld. Ik ben binnen gaan zitten en kon de voortgang via mijn computer volgen. De radardetector stond aan dus ik werd gewaarschuwd als er een groot schip aankwam. Toen ik later de luiken er weer uithaalde en naar buiten ging zag ik pas van welke omvang die squall geweest was. Colon kon je helemaal niet meer zien, want daar was hij heen getrokken. En tevoren had ik aan de horizon bij Colon veel licht gezien. Ik ben blij dat ik niet voor anker lag in de haven van Colon want ik denk dat er wel een aantal schepen van hun anker geraakt zijn in dat geweld. Never a dull moment op zo’n zeilreis denk ik dan maar!
De aankomst in de haven van Colon was bizar. Op de bekende ankerplaats trof ik slecht één zeilboot aan, en de nabijgelegen watersportvereniging bestond niet meer sinds twee jaren. Ik kreeg het advies om naar Club Nautico te gaan en dan moest ik een stukje terugvaren. Toen ik daar aankwam zag ik gelukkig diverse masten. Club Nautico heeft geen steigers, dus je moet er ankeren, maar het terrein is wel bewaak. Ze hebben een dinghysteiger, een botenhelling, een restaurant en een tankstation. Het restaurant werd mij aanbevolen en ik at er tussen de middag een van de beste vissoepen die ik ooit had geproefd. En voor de kwaliteit spotgoedkoop ook nog. Ik had inmiddels de naam van een agent gekregen die ik absoluut moest gebruiken voor de doorgang door het kanaal en wellicht ook voor het in- en uitklaren. Ik heb de goede man gebeld en binnen tien minuten was hij ter plaatse. Nog diezelfde middag hebben we alle papieren voor elkaar gemaakt en overlegd en een afspraak gemaakt voor het meten van de boot. Daarvoor moest ik de volgende dag weer voor anker liggen op die bekende ankerplaats waar maar één boot lag. Dat bleek trouwens ook het vertrekpunt te zijn voor de kanaaldoorvaart. De loods komt daar aan boord. Maar je linehandlers moet je dan al aan boord hebben. Tito, zo heet mijn agent, regelt dus ook vier jongens die de lijnen hanteren, autobanden met beschermende vuilniszakken eromheen als fenders en vier hele dikke en lange lijnen voor in de sluis. Tito bleek een prima vent te zijn, die deed wat hij beloofde en die de vaart erin hield. Onderweg naar een official gaf hij ook nog wat tips voor de kanaaldoorvaart waaruit mij bleek dat hij zijn vak erg goed verstaat en er zoveel mogelijk voor de klant probeert uit te halen. Want als je niet oppast moet je heel veel extra betalen, en de scheepsagent kan dat voorkomen. Ik betaalde hem voor zijn diensten 75 dollars en dat was hij dik waard. Ik zal jullie niet verder opschepen met de hoge kosten van een kanaaldoorvaart, want dan is het al snel alsof ik daarover klaag. Medezeilers die bij anderen al eens meegevaren zijn door het kanaal verzekerden mij dat de hoge kosten gerechtvaardigd zijn gezien het enorme aantal mensen dat dagelijks met het kanaal bezig is. En dan moet je ook denken aan het onderhoud. Nou ja, en dan komt er natuurlijk bij dat het toch een once in a lifetime avontuur is. De volgende dag werd de boot dus gemeten en konden we ’s middags al naar de bank om de doorvaart en een borg te betalen. En daarna kan dan de afspraak gemaakt worden voor de daadwerkelijke doorvaart. Dat kan drie dagen duren maar ook twee weken. Op dit moment bleek de wachttijd erg kort te zijn maar ik moest nog even afwachten wat die voor mij is.
Nog even over de stad Colon. In alle boeken die over Colon schrijven wordt gewaarschuwd voor roof en geweld. Maar pas als je er bent gaat het echt leven en als je dan hoort dat je na twee uur ’s middags niet meer over straat kunt lopen buiten de hekken van Club Nautico omdat de politie daar dan niet meer rondrijdt, dan huiver je wel. Een deel van wat Tito levert is ook bescherming van de klant. Hij heeft ingehuurde bodyguards die op beslissende momenten als je uit de auto stapt er zijn en je begeleiden naar de bank of Tito’s kantoor. Overal zijn stalen deuren en bij de bank staat er een zwaarbewapende politieman met een scanner die je scant voordat je de bank in mag gaan en binnen staat er dan ook meteen weer een. Ik werd er beslist niet vrolijk van toen ik door de straten van het centrum van Colon gereden werd. Alles moet je hier eigenlijk met de taxi doen, maar daar staat gelukkig tegenover dat de meeste ritten niet meer dan 75 dollarcent kosten. En de taxichauffeurs die ik ontmoet heb zijn vriendelijke hard werkende mensen. Wat daar in Colon ooit gebeurd is dat het zo heeft kunnen verloederen begrijp ik niet. Een taxichauffeur verzekerde me dat het er in het verleden allemaal heel ordentelijk had uitgezien en er nog rust en orde heerstte in de straten. Nu zag je verloedering en onveiligheid overal waar je maar kwam. Nee, ik zou zo snel mogelijk door het kanaal willen en dat hoorde ik overal om me heen bij de zeilers.
Op de dag van aankomst, maandag 14 maart, had ik dus al heel wat geregeld en de volgende dag zou de boot gemeten worden. Ik ben dus dezelde avond nog naar de ankerplaats gegaan waar dat diende te gebeuren. De volgende dag even over tienen kwam de official bij mij aan boord en was een half uur bezig met het invullen van papieren. Ik kreeg ook formulieren waarmee ik naar de bank kon gaan om mijn tol en borgsom te betalen. Dat heb ik diezelfde middag nog gedaan en toen kon ik eindelijk na 18.00 uur opbellen om te vernemen wanneer ik met mijn vier linehandlers en de loods door het kanaal kon varen. Het zou overigens een tocht van twee dagen zijn. ’s Nachts lig je geankerd op een meer en blijven de linehandlers aan boord, maar de loods gaat van boord en komt pas de volgende ochtend weer terug. En de hele tocht moet je al die mensen voeden en het naar de zin maken. Een ware opgave voor een solozeiler! Maar het gaat niet anders en je moet je erbij neerleggen. Ik kreeg te horen dat mijn doorvaart opzaterdag 26 maart, dus over tien dagen, gepland stond. Een lange tijd wachten, maar ik zou die goed kunnen besteden aan het doen van de laatste inkopen. Want veel spullen kun je op de eilanden van de Pacific helemaal niet krijgen en als ze er wel zijn dan zijn ze veel duurder wegens hoge transportkosten.
Ik zal me in ieder geval de komende tijd niet vervelen. En hoe het afloopt daar in dat beroemde Panamakanaal met de Sogno d’Oro, dat vertel ik in het volgende verslag.