3 juli 2009 (tweede reis)

Geschreven door Henk Oosterwijk.
Datum: 3 juli 2009.

Op de Shetland eilanden heb ik de tijd van mijn leven gehad. Weliswaar werd met de andere zeilers in de haven dagelijks over het weer gesproken i.v.m. vertrek naar de volgende haven, maar het kwam mij heel goed uit dat het twee weken duurde voordat de zee wat tot rust kwam. In die twee weken heb ik veel mensen leren kennen, en dat waren vooral muzikanten. Eerst leerde ik Maggie en Brian kennen. Zij speelt als zestienjarige de viool met zo’n snelheid en souplesse, dat je er koude rillingen van krijgt. En Brian is de plaatselijke gitaarleraar en eigenaar van een muziekwinkel. Samen hebben ze twee cd’s gemaakt en tegen kerstmis moeten er nog twee uitkomen. Maggie is trouwens ook heel verdienstelijk op zeilgebied want ze heeft onlangs nog meegedaan aan kampioenschappen in Kroatië met haar Laser. De muziek op de Shetlands is heel belangrijk. Ze hebben heel snelle, op Ierse muziek lijkende jigs en op school leert 50 procent van de kinderen viool spelen. Op de eerste dinsdag van de maand wordt er in The Lounge, een plaatselijke bar, geen alcohol geschonken en kunnen de kinderen van het eiland daar hun kunsten vertonen. Ze leren dus al heel jong om op te treden voor publiek. Daarnaast is er bijna elke dag wel ergens livemuziek, waarbij iedereen kan meedoen die een instrument meeneemt en bespeelt. Zo heb ik ook op mijn trekzak gespeeld terwijl ik begeleid werd door vijf vioolspelers. Die pakten eenvoudig het Ierse liedje Southwind op, terwijl ze dat nog niet kenden. Ik heb genoten die avond, want het geeft je een fantastisch gevoel als goede spelers jouw deuntje oppakken en het als het ware optillen naar iets wat op concert kwaliteit lijkt.

Toch ben ik na meer dan twee weken vertrokken naar de Faröer, dat 250 zeemijlen van de Shetlands is verwijderd. Je moet namelijk vanuit Lerwick eerst om de eilanden heen voordat je een rechte koers naar de Faröer kunt varen. Aanvankelijk was de zee nog erg ruw en stond er veel wind. Maar uit de weersvoorpellingen had ik opgemaakt dat het rustiger werd. En zo heb ik 2 1/2 dag heerlijk gezeild. Onderweg zag ik veel Puffins, dat is de Papagaaiduiker. Leuke kleine papagaai-achtige vogeltjes, met heel kleine vleugels, die je veel bij de hoge rotsen van Shetlands en Faröer ziet. Maar midden op zee kom je ze dus ook tegen en als je vlakbij bent dan duiken ze met zijn allen onder water en komen pas na lange tijd weer boven. In de vroege ochtend om 04.00 kwam ik aan in Thorshavn, de hoofdstad van de Faröer. En daar maakte ik de eerste dagen kennis met zes Polen op een grote stalen boot. Met spreekt over het algemeen slecht over de Polen, maar ik heb alleen maar goede ervaringen met hen. Altijd goed gehumeurd, en dat komt waarschijnlijk ook omdat ze weinig luxe gewend zijn en goed kunnen improviseren. De transmissie van hun motor weigerde elke verdere dienst en dus moest er worden gerepareerd. Omdat dit euvel zich pas voordeed, toen ze naar IJsland wilden vertrekken, en ze toch wat sip waren, heb ik een barbeque voor hen georganiseerd. Vlees gekocht, dat ze zelf verder van specerijen mochten voorzien, en ’s avonds de barbeque opgestookt. Het werd een mooi feest en ze waren er heel blij mee. Ik heb een boek over alle technische onderdelen op een boot en zo kon ik ze een plaatje laten zien van de regulator valve, waar volgens mij het probleem zat. Die hebben ze uitgebouwd, schoongemaakt en weer gemonteerd. En toen hadden ze in ieder geval weer druk op de leidingen en werkte de transmissie weer. Zij blij en ik trots op de boeken die ik aan boord heb.

Inmiddels had ik Paul, een Noorse freelance journalist leren kennen en daarmee mijn kennismaking met de mediawereld voortgezet die op de Oostzeetoer is begonnen. Hij gaat een reportage voor de televisie maken over de Faröer, IJsland, Shetlands, Orkney’s en Schotland. Hij moest wachten op de aankomst van zijn kajak, want daarmee wil hij hier rondpeddelen. En het is geen beginner, want hij heeft al grote tochten gemaakt in de wereld, die soms jaren duurden. Verder heeft hij jarenlang met een fiets door Europa en Zuid-Amerika gezworven. Een interessante kerel dus. Hij slaapt in een tent zomaar ergens op de Faröer, in de omgeving van Thorshavn en overdag zit hij bij de receptie van een nabijgelegen hotel zijn website bij te werken. In Noorwegen is hij een vrij bekend figuur, want hij heeft een achtdelige documentaire gemaakt en diverse boeken geschreven over zijn tochten. Toen ik hem in de hotelreceptie leerde kennen heb ik hem meteen uitgenodigd voor een macaroni hap bij mij aan boord en omdat het die nacht behoorlijk regende heb ik hem bij mij aan boord laten slapen. Is toch wat warmer dan in een tentje in de open lucht. Warm is het hier ’s nachts niet, en dat begon eigenlijk al in Noorwegen en de Shetlands. Voor warmte moet je toch naar het zuiden afreizen.

Paul heeft bij de plaatselijke roeivereniging gevraagd of hij daar zijn kajak kan stallen en of hij met hen kon meerijden naar roeiwedstrijden in traditionele Faröer boten. Ik heb hem aangeboden als zijn assistent te fungeren en zijn statief voor de camera te dragen. Dat vond hij een goed idee en zo hebben wij samen die roeiwedstrijden beleefd. Een fantastisch cultureel gebeuren waar de eilandbewoners tegen elkaar roeien. Een damesteam van Thorshavn won goud en twee andere teams de bronzen medaille. Wij hebben dat allemaal mee mogen maken en we kregen zelfs een uitnodiging om bij de vrouw die ons daar naartoe reed walvisvlees en blubber (walvisvet) te eten. Zij en haar man waren erg gecharmeerd van de reisverhalen van Paul en van mij. Ik had geen enkele haast om naar IJsland te vertrekken en Pauls reportage op de Faröer was nog maar net begonnen.

Dan nog even over de walvisvangst. Iedereen die de noordelijke wateren bezoekt loopt er eens tegenaan. Ik veroordeel het doodknuppelen van zeehonden en de drijvende walvisfabrieken die met harpoen en explosieven op de walvissen jagen. Maar ik ben milder over datgene wat hier een week voor mijn aankomst gebeurde. Pilot whales (kleine walvissoort) waren gespot en een algemeen eilandalarm gaat af. Mensen spoeden zich naar het water en helpen mee de walvissen in een fjord te jagen. Daar worden ze gedood en wordt het vlees verdeeld naar het aandeel dat de deelnemers aan de jacht hebben gehad. Er wordt niets verkocht en het heeft dus geen enkele commerciële achtergrond. Op de een of andere manier vind ik een dergelijke vangst te billijken. Zelf zou ik er niet aan meedoen, maar als je generaties lang op deze wijze gejaagd hebt en je portie vlees hebt gekregen dan ligt dat anders. Het was twee jaar geleden dat de walvissen zich zo dicht in de buurt van de eilanden vertoonden en ze op deze manier op walvissen hebben gejaagd. Genoeg hierover gezegd.

Ik heb kennis gemaakt met de bemanning van een boot uit de Orkney’s. Zij kennen de plaatselijke vissers heel goed. Ik werd samen met hen uitgenodigd om op bezoek te gaan bij de beste visser van de Faröer. Met zijn allen hebben we de voetbalwedstrijd Faröer – Servië bezocht. Voor en na de wedstrijd werd er stevig gedronken. Bier en whisky, net zoals wij wel eens bier en een borrel drinken, de zogenaamde kopstoot. Daarbij werd gedroogde vis, blubber en gedroogde lam geserveerd. Ze eten dat als chips. De blubber was heel interessant. Die kauw je niet zo makkelijk fijn. Ik kreeg het advies om hem in combinatie met de gedroogde vis te eten en dat heb ik dan ook gedaan. Ongetwijfeld is het heel calorierijk en in een koude omgeving als hier was dat vroeger noodzakelijke voeding. Met veel trots vertellen de Faröer vissers dat de mensen daar heel oud worden.

Op een dag schampte een vissersboot bij het uitvaren van de haven mijn boot en ramde vervolgens met hoge vaart een boot die achter mij lag. Achter mij lagen namelijk twee boten naast elkaar en de buitenste boot werd vol op de boeg geraakt. Er was veel schade op die andere boot en gelukkig had ik alleen wat krassen. Ongeluk zit in een klein hoekje en je weet nooit wanneer jij aan de beurt bent. De bejaarde visser was erg aangedaan door het ongeluk. Zijn verzekering betaalde mij een contant bedrag uit voor het verhelpen van de krassen.

Omdat ik een maand in Thorshavn lag, maakte ik ook kennis met de schipper van een schoener die met gasten rond de eilanden voer. Ik had hem via de Orkney bemanning al leren kennen en op een dag werd ik gevraagd om mee te varen. Ik heb de hele trip aan de grote helmstok gestaan en het was een prachtige tocht. De volgende avond vroeg hij mij ook mee te gaan en wat op de trekzak te spelen voor de gasten. Ik zou tijdens mijn verblijf in Thorshavn nog vele malen meevaren op de schoener en met rubberboten grotten bezoeken. Een leerzame tijd, want Birgir, de schipper, kent de stromingen en de kustlijn op zijn duimpje. De eilandbewoners zijn trouwens altijd bezig met het weer. Weersvoorspellingen hebben een grote impact en ze noemen de eilanden dan ook wel de eilanden van maybe. Daarmee wordt bedoeld dat het sterk van het weer afhangt of men zich aan een afspraak kan houden. Veel vervoer vindt plaats over het water en dat is afhankelijk van de weersomstandigheden.

Op maandag 29 juni ging ik op reis naar IJsland. Ik was 27 dagen op de Faröer gebleven en het was weer tijd voor verandering. Via zgn. gribfiles die via het internet zijn te downloaden had ik een goed idee van het weer tijdens deze overtocht. Ik had in Thorshavn een groep IJslanders leren kennen die met opblaasboten met vaste bodem (zgn. rib’s) vanuit de ooskust van IJsland in negentien uur over waren komen varen. Die afstand is ca. 300 zeemijlen, dus ze hebben gemiddeld 15 mijlen per uur gevaren. En tussen IJsland en de Faröer staat gewoonlijk geen strak zeetje. Een hele prestatie dus, en toen ze aankwamen in Thorshavn heb ik ze op whisky en rum getracteerd. Op een gegeven moment had ik dertien mannen op mijn boot. Eén zat op het dak bij het luik en nam zo zijn drankje in ontvangst. De volgende dag kreeg ik een fles cognac, whisky en wodka (gefilterd door lavastenen). Ze voelden zich schuldig dat ze bij mij vier flessen whisky hadden geleegd. Ik werd uitgenodigd om naar de Vestmannaeyjar eilanden te komen, want daar kwamen de meesten vandaan. Deze eilanden liggen onder de zuidwestkust van IJsland en zijn behoorlijk beroemd vanwege vulkaanuitbarstingen in 1963 en 1973. In 1963 ontstond zo het nieuwe eiland Surtsey. Hoewel de tocht naar de oostkust van IJsland voor mij korter zou zijn (300 zeemijlen) heb ik toch besloten om te mikken op de Vestmannaeyjar eilanden (400 zeemijlen) en de uitnodiging aan te nemen. Van daaruit is een tocht naar Reijkjavik goed mogelijk. Was ik op de oostkust geland, dan is het gebruikelijk i.v.m. de heersende oostenwinden om tegen de klok in IJsland te ronden. Na alle verhalen over piekende golven i.v.m. ondieptes en gevaarlijke kapen, gaf ik de voorkeur aan de rechtstreekse oversteek naar de eilanden.

Daar ben ik vandaag, vrijdag 3 juli, om 10.00 uur plaatselijke tijd in dichte mist aangekomen. Drie mannen van de rib’s heb ik al ontmoet. Morgen zal een van hen me een sightseeing tour op het hoofdeiland Heimaey geven. In tegenstelling tot de Faröer is dat het enige eiland van de Vestmannaeyjar dat bewoond is. Dit weekend vieren ze groots dat er in 1973 een vulkaaneruptie is geweest die bijna de ingang van de haven afsloot. Daar is nu nog 73 meter van open. Het was een spectaculaire aankomst vanmorgen. Hoge rotsen met hier en daar plateau’s met groen gras, een nauwe doorgang, mist en zon, blauw water. Ik denk toch dat het een van de mooiste havens is waarin ik heb gelegen. Einar, zeg maar een van de spraakmakende figuren van de groep van de rib’s, bezocht me net met zijn vriendin. Ik zal tijdens mijn verblijf de hele groep weer ontmoeten. Ze zijn toch verrast dat ik naar IJsland ben overgezeild. Maar voor mij was dit het ultieme doel voor dit jaar. Vorig jaar was dat Haparanda, aan de noordelijkste kust van de Botnische Golf, en dit jaar de Faröer en IJsland. Hoe het me hier vergaan is en waar ik vervolgens naar toe ben gegaan, dat lezen jullie in een volgend verslag.

Groeten.

Henk Oosterwijk
a/b Sogno d’Oro


Laat een reactie achter