’t Kokkeltje vier maanden op reis

Geschreven door Gerard Muiser.
Datum: 25 maart 2016.

Vier maanden na het vertrek zeilde ik begin november 2015 mijn Midget 26 ’t Kokkeltje de thuishaven, de Passantenhaven Terschelling, binnen. Dit seizoen kon ik (bijna) optimaal mijn hobby uitoefenen: zeilen en havens en omgeving bezoeken.

In 2012 kocht ik ’t Kokkeltje, een Midget 26 die toentertijd Den Osse als thuishaven had. Dezelfde haven van waaruit ‘zeilmeisje’ Laura Dekker vertrok voor haar opzienbarende wereldreis. Eindelijk kon ik beschikken over het schip, dat ik met diverse andere Midgetclubleden had helpen ontwikkelen begin jaren ’80. Ik was er, samen met mijn vader, bij in Kortenhoef, toen de eerste Midget 26 werd gepresenteerd op de werf van De Kloet. Helaas waren de financiën lange tijd niet toereikend om de keuze voor een Midget 26 te maken, dus verzoende ik me heel lang met de ook prachtige, maar kleinere Midget 20. Tot 2012, toen ’t Kokkeltje te koop kwam, de zesde in de reeks gebouwde Midgets 26.

De eerste jaren kwam er van langdurig zeilen niks, onder meer door mijn werk, maar ook door motorproblemen. Terugkijkend lijkt het wel of er drie jaren lang is geknutseld aan mijn Vetusmotor, maar gelukkig werd er ook nog tussendoor gevaren.

Dit jaar, het tweede van mijn pensionering, had ik met mijn oudste zoon Iwe afgesproken mij te begeleiden naar de Oostzee, waarna hij van boord zou gaan, omdat hij dan weer aan het werk moest. Maar ik was er (nog?) niet aan toe, aan die Oostzeetrip. Het vertrouwen in de motor en de boot zelf, die nog diverse mankementen vertoonde en nog steeds vertoont, en in mezelf als solozeiler was er nog niet en ik zag er tegenop alleen ‘in den vreemde’ achter te blijven.

Gelukkig bleef de afspraak staan: samen drie weken varen. We spraken af dat we oostwaarts zouden gaan, en wel zouden zien waar het ‘point of return’ zou zijn.

 

Vlieland

Vrijdag 10 juli begon onze reis. Eerst nam mijn zoon een ferme duik in het zilte water, om een stukje touw dat rond de schroefas was gewikkeld, los te snijden. Vanuit de Terschellinger haven voeren we vervolgens westwaarts, via het ‘nieuwe’ Schuitengat naar Vlieland. Ten zuidwesten van Terschelling verdiepte een zandrichel zich, waardoor een schip met een diepgang als die van de Midget 26 niet de omweg via de Slenk hoeft te nemen, maar rechtstreeks naar Vlieland kan varen. In een volle jachthaven vonden we een prima plekje. We hadden ons voorgenomen dat we in elk geval op elk eiland, dat we zouden aandoen, een stuk zouden hardlopen, en dat geschiedde de volgende dag.

 

Ameland

Zondag 12 juli moest het gebeuren: via de Noordzee naar Ameland. Ik zag het niet zitten, omdat er een wind 5 tot 6 stond, overigens wel uit een goede richting: westelijk. Mijn zoon zette enigszins druk op de ketel en we spraken af dat als ik het onderweg niet zag zitten, we terug zouden keren. In het zeegat stonden respectabele golven en scherp aan de wind was het pittig! Ik stond op het punt om het op te geven, maar als je steeds verder de zee opvaart, wordt het ‘point of return’ steeds moeilijker… En toen we eenmaal de steven oostwaarts konden wenden en om de gronden heen waren, leek het een stuk rustiger zo voor de wind varende. Totaal 75 kilometers lagen op Vlieland voor onze boeg, die we in 6 uren opvraten. Hoogst gemeten snelheid voor de wind en met stroom mee: 17,5 kilometer per uur (bijna 10 knopen!), gemiddelde snelheid 12 km/u (6,6 knopen). Wat was ik Iwe dankbaar dat hij doorzette en mij overtuigde verder te gaan! Fantastische tocht. Ter hoogte van het strandpaviljoen De Branding bij Midsland aan Zee belden we met mijn jongste zoon Jan-Renze, die daar werkt. Hij zag ons, tot ons aller plezier, in de verte voorbij varen!

Om 17.15 uur meerden we af in de jachthaven van Ameland. De volgende dag natuurlijk een rondje hardlopen!

 

Dinsdag 14 juli was Lauwersoog het doel. Vandaar zouden we de volgende dag naar Schiermonnikoog varen. Wederom lagen 75 kilometers voor de boeg. In 9,5 uur zeilden we naar Lauwersoog, deze keer een gemiddelde snelheid van 8 km/u (4,5 knopen), een veel rustiger reis dus.

 

Schiermonnikoog

Omdat we alleen rond hoogwater in de jachthaven van Schiermonnikoog konden komen, moesten we woensdag 15 juli op tijd vertrekken. Om 8 uur vertrokken we, anderhalf uur later meerden we, na in de ondiepe geul twee keer de grond te hebben geraakt, af en hadden we de hele dag nog voor ons, onder meer natuurlijk om een rondje te hardlopen. Een aparte ervaring was het droogvallen in de zeer ondiepe haven. In een getijdenhaven heerst een aparte sfeer: alles gebeurt rond hoogwater, schepen vertrekken en komen binnen. De rest van de tijd is het zeer rustig. Ook de volgende dag bleven we op dit prachtige eilandje en maakten we een forse wandeling. ’t Kokkeltje lag tijdens laagwater met de kiel in de modder, leunde ietwat voorover, maar bleef fier rechtop.

 

Vrijdag 17 juli stond er een fikse wind, 6 tot 7 Bf. We vertrokken toch en raakten deze keer geen grond. Eerst op de motor tegen de sterke wind en flinke golven in, later voor de wind op het grootzeil vlogen we naar Lauwersoog, dat we als ‘tussenstation’ gebruikten om de volgende dag naar Borkum te zeilen.

 

Borkum

Zaterdag 18 juli moesten we wederom vroeg op om profijt te hebben van de stroom. Om 6 uur vertrokken we met de stroom mee. Maar in het zeegat kregen we toch nog stroom tegen en ook de wind, die noordwestelijk was, was tegen. Op een stampende boot ging Iwe naar voren om de klapperende genua te strijken. Tussen de ondiepe gronden in een smalle vaargeul tegen wind en stroom laveren op zeil was teveel gevraagd. Na een half uur motoren tegen wind en fikse golven in konden we de ondiepten ronden en oostwaarts zeilen. Deze keer was de afstand 67 kilometer, waarvoor we 7 uren nodig hadden, gemiddeld 9,6 km/u (5,3 knopen). Wind rond de 5 Bf, westelijk. In de jachthaven Baalmann van Borkum meerden we af, een haven met twee windmolen op de kant, die de indruk geeft van enig achterstallig onderhoud. Geen inspirerende omgeving, maar met een excellent restaurant…. De volgende, grotendeels verregende zondag besteden we aan een trip naar het stadje, dat op een kilometer of 10 van de haven ligt. Met de bus heen en met de trein terug.

 

Greetsiel

Op aanraden van enkele collega-zeilers voeren we maandag 20 juli naar Greetsiel. “Dat moet je zien”, was de boodschap en daar kun je natuurlijk niet omheen. Een vrijwel windstille dag, waarop de motor veelvuldig gebruikt werd. Totaal circa 50 km, 6 uren gemotord. Via de Fishermansbalje en de Eems ging het zuidwaarts, bij de Oostereems oostwaarts. Via de Greetsieler Legde, een betonde en beprikte geul, kwamen we bij de sluis, waarachter een voormalig Waddengebied was getransformeerd in een zoetwaterlandschap. Ruim zes kilometer na de sluis ligt Greetsiel, een karakteristiek, zeer toeristisch dorp met rijen restaurants nabij de haven. Hoewel dit geen eiland is, hebben we toch ons rondje hardlopen uitgevoerd de volgende dag.

 

Juist

Woensdag 22 juli zetten we koers naar Juist, het zoute Waddenwater weer op. Met een Midget 26 naar Juist gaan is spannend. Het is er namelijk zeer ondiep. Dus alleen met hoogwater kun je het eiland bereiken via een droogvallende, beprikte geul. Dat lukt prima, zigzaggend bereiken we de smalle jachthaveningang. Deze haven valt totaal droog. De kiel zakt een eind in de blubber en het schip blijft keurig rechtop staan.

De volgende dag besteden we, behalve aan hardlopen, aan een bezoek aan dit eiland, waarop we slechts twee auto’s ontwaren: een ambulance en de auto van de dokter. Verder gebeurt alle vracht- en personenvervoer hier per paard en kar, en natuurlijk de fiets. Iwe heeft deze middag gekitesurft op het Noordzeestrand.

 

Terugweg

We beslissen dat deze dag het ‘point of return’ zou zijn. Vanaf nu zouden we westwaarts moeten gaan, want zoonlief moet over een goeie week weer aan het werk. Het vertrek op vrijdag 24 juli is spannend. De vraag is wanneer er genoeg water in de jachthaven staat om te kunnen vertrekken. Tot 2 uur voor hoogwater ligt ’t Kokkeltje nog droog. Een half uur later stroomt het water met een rotgang de haven in en anderhalf uur voor hoogwater komen we los en kunnen we vertrekken. Aan het eind van de stroomgeul langs de strekdam raken we enkele keren de grond, maar we hebben een flinke vaart en de motor sleurt ons door de modder heen. Eenmaal op dieper water besluiten we de geul naar de Oostereems te nemen, die we op de heenweg naar Greetsiel ook hadden bevaren. Daar stond toen voldoende water enkele uren voor hoogwater en we veronderstellen, dat dit ook het geval is enkele uren na hoogwater. Dat klopt gelukkig. Aan het eind van de geul hebben we de keus bak- of stuurboord uit te gaan. Bakboord uit betekent Delfzijl, maar dat is tegen de felle stroom in. Omdat het al laat is en de schemering niet zo lang meer op zich laat wachten (de boordverlichting is niet optimaal) en onweer dreigt, kiezen we voor de koers met de stroom mee, dus stuurboord uit naar (wederom) Borkum, waar we rond 21 uur aankomen.

Hier maken we de volgende dag, zaterdag 25 juli, de zomerstorm mee, veilig afgemeerd in de jachthaven Baalman. Lang blijft het rustig in het oog van de depressie, terwijl in zuidwest Nederland al bomen omwaaien. Maar na de stilte komt ook hier de storm! Het schip hadden we  extra goed vastgelegd met extra lijnen, en die hielden het prima in windvlagen van wel 11 Bf.

 

Termunterzijl

In het kader van ‘Ontdek je plekje’ stond er voor vandaag weer een nieuwe locatie op het programma: Termunterzijl, ons ook weer aangeraden door collega-zeilers onderweg. Zondag 26 juli vertrokken we aanvankelijk met een lekkere zeilwind, die al gauw wegviel. Motor een uurtje aan, daarna zeil weer omhoog. En dat kon zo blijven, het werd zelfs een 4 Bf. Na zo’n 5 uren zuidwaarts varen kwamen we aan in Termunterzijl, waar we de buitenhaven kozen. Gemiddelde snelheid over 40 km was 8 km/u (4,2 knopen). Ook hier ontbrak het rondje hardlopen niet in een mooie omgeving.

 

Pech

Maandag 27 juli zou een dag worden van tegenslagen. In miserabel weer vertrokken we richting Delfzijl, waar we de staandemastroute wilden nemen, die door Groningen en Friesland leidt. Terwijl plensbuien ons teisterden, naderden we de sluis. Daar kwam de eerste tegenslag: een van de bruggen over het Eemskanaal bleek te zijn aangevaren en was buiten werking, waarschijnlijk dagenlang. Overleg vereist, we weken uit naar de buitenjachthaven van Delfzijl. Daar troffen we collega-zeilers, die met de pest in al dagen wachtten, tot de stremming werd opgeheven. Wij besloten de mast te strijken (wel handig, zo’n maststrijkinstallatie), waardoor we verder konden varen. Na het schutten in de zeesluis zochten we een ligplaats op om de mast te strijken. Daarna konden we door.

 

Maar bij Appingedam was de lol eraf, wat mij betrof. Zeiknat weken we uit en via de sluis kwamen we in deze Groningse stad (met de hangende keukens) terecht. Maar daar de volgende tegenslag: de motor wilde niet uit. Het elektrisch systeem had het begeven en met hulp van de havenmeester vonden we een knop op de motor, die deze het zwijgen oplegde. Maar het euvel hield in, dat een herstart niet mogelijk was. Dus een monteur aan boord, die via een kunstgreep starten mogelijk maakte. Maar nu bleek de startaccu bijna leeg, dus aan de lader. “Morgen start ie weer”, dacht de monteur. Maar nee, er zat geen leven meer in en omdat hij bezig was met een andere klus, zou ons oponthoud minstens een week duren. We besloten daarop onze gezamenlijke vakantie te stoppen. Mijn zoon pakte de trein, ik ging ook even terug naar huis en de monteur kon zijn gang gaan. Een plotseling eind aan een fijne gezamenlijke vakantie met mijn zoon.

 

Alleen verder

Ik heb, zodra de monteur het sein op groen had gezet, mijn vakantie alleen vervolgd op zoet water, met de vouwfiets aan boord. Eerst heb ik enkele dagen rondgefietst in de omgeving en ontdekt dat deze streek de moeite van het verkennen waard is. Er volgde een vaartocht, die via Groningen (Reitdiephaven, een aanrader), Garnwerd, Zoutkamp, Lauwersoog, Schiermonnikoog, Oostmahorn naar Leeuwarden voerde, waar ik op 4 september in Lekkum mijn tweede langdurige tussenstop had en weer even naar huis en naar mijn moeder in Coevorden (om te mantelzorgen) moest.

Een goede week later vervolgde ik mijn tocht. De planning was om na Leeuwarden bakboord uit te varen rechtstreeks naar de Friese meren, maar de Drachtster brug bleek – tot volgend jaar – gestremd. En om in mijn eentje de mast te strijken, nou nee. Dus stuurboord uit naar Franeker. Daarna volgden nog Hindeloopen, Enkhuizen, Lelystad en Stavoren, waar mijn tweede gedwongen tussenstop was. De startaccu bleek al een hele tijd niet te hebben opgeladen buiten mijn medeweten en was op 6 oktober kapot gestart. Nieuwe accu dus en om ook het opladen weer in orde te krijgen, moest mijn Midget weer enkele dagen in reparatie, tijd die ik benutte om weer even naar huis te gaan.

Op donderdag 22 oktober kwam ik weer aan boord om naar vrienden, die een minicamping (Wetterspetter) plus jachthaventje bezitten aan het Heegermeer, te zeilen. Een prachtige tijd bij hen gehad, met onder meer een autotocht met hen en andere vrienden door het prachtige Gaasterland en een diner na in het Ponkje in Woudsend. Bij hen kon ik ’t Kokkeltje enkele dagen laten liggen om een paar dagen te kunnen mantelzorgen bij mijn moeder.

 

Cirkel rond

Maandag 2 november kwam ik in dichte mist weer aan boord. Tot mijn grote vreugde scheen de volgende ochtend de zon en kon ik zeilend vertrekken richting IJsselmeer. Na overnachtingen in Hindeloopen en Harlingen kwam mijn oudste zoon op 5 november weer aan boord. Hij zou het weekend daarna de Berenloop, een halve marathon op Terschelling, lopen. Samen zeilden we op vrijdag 6 november, met een schitterende zuidenwind kracht 4 tot 5 Bf, terug naar Terschelling, in 3,5 uur. De cirkel was rond.

 

Totale balans: 67 dagen aan boord geweest tijdens de vaarvakantie, plus 8 dagen gevaren in het voorseizoen. Een jaar met 75 dagen aan boord, waarvan 38 vaardagen. Het seizoen ging op 5 april van start en eindigde op 6 november.


Laat een reactie achter