13 september 2010 (derde reis)

Geschreven door Henk Oosterwijk.
Datum: 13 september 2010.

Op maandag 13 september, na een volle maand in Santa Cruz op La Palma, reisde ik door naar het eiland La Gomera. Op de zaterdag daarvoor ontmoette ik in de haven de Belgische talkshowpresentator Jambers. Jarenlang was hij ook op de Nederlandse televisie te zien met spraakmakende zaken. Hij vertelde me dat hij in 2003 was gestopt, maar dat hij i.v.m. een of ander jubileum nu gevraagd was om weer een aantal shows op te nemen. Wellicht zien we hem dus binnenkort ook weer op de Nederlandse beeldbuis. Hij vertrok naar La Gomera en zou later doorreizen naar de Kaap Verdische eilanden, net als ik. Wellicht zou ik hem dus nog weer tegenkomen.

Bij de overtocht naar La Gomera gebeurde er iets vreemds. Ik was om 04.30 uur uit de haven vertrokken en vanaf het begin waren er behoorlijke golven maar weinig wind. De dag ervoor had het hard gewaaid en dan kunnen de golven nog even doorzetten. Maar toen ik een tiental mijlen onderweg was had ik een goede wind, kracht 4 tot 5 beaufort, en dat bleef zo tot zo’n tien mijlen van de kust van La Gomera. Toen raakte ik in de windversnellingszone en ging het steeds harder waaien. De golven werden hoger en onstuimiger. Op een gegeven moment brak een hoge golf tegen mijn boot en werd ik behoorlijk opzij gezet. Ik bereidde me voor op meer van dat soort ongemak. Ik had trouwens de genua al wat ingehaald en een eerste reef in het grootzeil gedaan. Maar na die heftigheid van de brekende golf was het van het ene op het andere moment windstil en rustig qua golven. Daarna draaide de wind 180 graden van noordelijke naar zuidelijke wind. Nu is het me wel vaker overkomen dat er een langere windstilte is en dat dan de wind uit een andere richting komt. Maar deze plotselinge overgang was nieuw voor me.

Ik voer langs Puerto de Vueltas en volgde de kust totaan Santiago waar mijn Zwitserse kennissen voor anker lagen. Ik heb me bij hen gevoegd en de volgende dag ankerden we in een baai die slechts 2 mijlen daar vandaan lag. Later op die dag kwamen de Nederlandse kennissen uit Santa Cruz er ook bij. Zo lagen we dus met drie boten geankerd in een grote baai in het zuidoosten van het eiland La Gomera.

De Nederlanders hadden ook een vreemde ervaring opgedaan bij hun overtocht. Eigenlijk wilden ze namelijk Puerto de Vueltas, ook wel Valle Gran Rey (vallei van de grote koning) geheten, aandoen maar daar is het niet van gekomen. Ze hadden ook heftige wind en het grootzeil en de genua gereefd. Toen het net als bij mij ineens zo goed als windstil was en ze de haven naderden, waren ze net bezig de reven eruit te halen. Maar opeens stak er zo’n harde wind op dat ze met kracht richting de havenmuur werden voort geblazen. Ze hadden 50 knopen gemeten en dat is meer dan windkracht 8. Daarbij liepen ze ook schade aan de zeilen op, zowel grootzeil als genua. Het was allemaal zo kwaadaardig dat ze er behoorlijk van waren geschrokken. Ze hebben de steven af kunnen wenden van de kademuur en zijn zo snel mogelijk ervandoor gegaan richting zuiden. Toen ze dus bij ons aankwamen in de baai moesten ze eerst even hun verhaal kwijt. De volgende dag zouden ze naar San Sebastian varen en daar in de Marina gaan liggen. Daar is een zeilmaker en die zou de schade kunnen repareren.

Maar de wind was nog niet klaar met ons. Er stak een noordoostelijke wind op met een kracht van 35 knopen, windkracht 8 dus. En daarbij zulke harde vlagen dat het ons verstandig leek om gedurende de nacht ankerwacht te houden en de marifoon op kanaal 67 zodat we elkaar konden waarschuwen. Voordat het avond werd hebben de Nederlanders nog geprobeerd om de haven van San Sebastian te bereiken, die maar zo’n zes zeemijlen verderop lag. Maar na een halfuur zagen we ze terugkeren, het was ondoenlijk om zelfs met de motor tegen de wind en de golven in te varen. En zo gingen we dus gedrieën de nacht in. Ook de volgende dag was er nog een stevige deining met wat wind, maar zowel de Zwitsers als de Nederlanders hadden er genoeg van en gingen zo snel mogelijk naar San Sebastian. Ik ben toen alleen in de baai gebleven en heb daar nog een dag doorgebracht. ’s Avonds toen het rustiger was ben ik teruggekeerd naar de baai van Santiago en heb daar geankerd.

De anderen berichtten mij per sms dat het propvol was in de haven van San Sebastian en dat er dagelijks vlagen met windkracht 5 tot 6 te verduren waren. Ik voelde er dus weinig voor om hun kant op te gaan en bleef met toch wel wat deining bij Santiago liggen. Daar leerde ik een Frans/Israëlisch stel kennen die er al lange tijd woonde. Op een gegeven moment hebben we voor een spelletje jeu de boules afgesproken. Daar deed ook nog een ander Frans stel aan mee. Het werd bere gezellig en ik had er een goed gevoel over dat ik was blijven liggen. Maar na drie dagen, op zaterdag 18 september ben ik ’s morgens vroeg naar Puerto de Vueltas of ook wel Valle Gran Rey afgereisd. Dat is bekend vanwege de Duitse hippies die er in de 70-er jaren naar toe getrokken waren en nu met hun nageslacht daar nog steeds woonden. Ik wilde dat wel eens zien. Bovendien vertelden de Zwitsers mij dat toen zij daar voor anker lagen, ze een wat vreemde blanke Keniaan hebben ontmoet die naar de beschrijving van persoon en boot wel heel veel leek op Tim die ik al in Falmouth had ontmoet. De Duitse Hinnerk Weiler en ik zijn toen nog bij Tim aan boord geweest en Tim zou met zo’n 150 boten in één stuk vanuit Falmouth naar New York reizen. Het was een wedstrijd en die moest gezeild worden in een kleine boot zonder motor. Wat deed Tim, als hij het was, dus hier op La Gomera. Ook dat intrigeerde mij.

Toen ik na een probleemloze tocht van twee uren in Valle Gran Rey aankwam zag ik al direkt dat het inderdaad Tim zijn boot was die daar geankerd lag. Het weerzien was hartverwarmend. Later hoorde ik van hem dat hij door harde tegenwind in drie weken slechts 800 zeemijlen had afgelegd en op een gegeven moment nog maar twee blikken bonen had. Toen is hij zo snel mogelijk naar de Azoren gegaan en heeft proviand ingeslagen. Omdat het door harde wind ondoenlijk was om de tocht naar New York voort te zetten was hij naar het zuiden gevaren en op La Gomera terecht gekomen. Daar lag hij nu al ettelijke maanden.

’s Avonds werd het meteen gezellig op mijn boot, want Tim en een bevriend stel kwamen bij mij macaroni eten en daar werd  een goed biertje bij gedronken. Iedereen nam wat mee en zo hadden we plezier tot laat in de avond. De volgende dag had ik een afspraak met Tim om met zijn Avon rubberboot op het strand te landen en op zoek te gaan met zijn metaaldetector naar overblijfselen van Amerikanen die zich hier in de 70-er jaren hebben schuilgehouden om de dienstplicht voor Vietnam te ontduiken. We vonden helaas alleen de restanten van een oud cola-flesje, maar het was toch een bijzonder avontuur. De landing op het strand was een natte landing in de branding en toen we eenmaal aan land waren zijn we de canyons ingegaan op zoek naar schuilplaatsen. We vonden een prima schuilplaats met water en vluchtwegen naar twee kanten, maar zoals gezegd we hebben niets spectaculairs gevonden. Tim is een bijzondere vent en zijn verhalen zijn helemaal bijzonder. Hij leeft op een kopie van Jesper, de boot waarmee “Blondy” Hassler om de wereld is gezeild. Toentertijd een spectaculaire tocht. Toen Tim vanuit Falmouth wilde vertrekken naar New York ontdekte hij tot zijn schrik dat hij geen geld meer had om te provianderen. Toen heeft hij zijn buitenboordmotor verkocht en dat was de enige motorische aandrijving van zijn Blue China. Nu mag je tijdens de wedstrijd ook geen motor gebruiken en hij had hem sowieso in de opslag moeten doen, maar nu was hij hem dus voor altijd kwijt. En geld voor een vervanger had hij niet. Zo zou hij uit de haven gesleept moeten worden bij windstilte als hij de overtocht naar La Palmas Gran Canaria zou beginnen. Dat zou hij samen met Duitse Matthias doen, die op zijn eigen boot, een Contessa, ook daar naartoe zou gaan om samen met Tim te proberen om wat geld te verdienen. Omdat ik groot respect voor Tim en zijn Jesper heb, heb ik hem mijn buitenboordmotor van de dinghy gegeven. Zijn reactie was zeer emotioneel. Dat had hij nooit verwacht, en hij was er geweldig mee in zijn nopjes. Nu kon hij in ieder geval in de havens manoeuvreren. Uiteraard wilde hij hem eerst niet aannemen, maar toen ik zei dat ik het niet uit een soort van medelijden deed, maar uit respect veranderde dat de zaak. Een tijdje roeien zou me goed doen en ik kon later wel weer op zoek gaan naar een vervanger. Het was al een oud dingetje, maar Tim was er goed mee geholpen. Ik vind dat zeilers het voor elkaar moeten opnemen en wie weet waar ik Tim nog eens tegenkom. Overigens is Tim ook goed bevriend met Ian Cheston, wiens boek ik heb gekregen met een inscriptie toen ik hem heb geholpen in Ponta Delgado op het eiland Sao Miguel van de Azoren in de zomer van 2007. En zo zie je maar weer hoe klein de wereld is voor oceaanzeilers.

Inmiddels had ik nog steeds contact met mijn kennissen in San Sebastian: de Zwitsers Bernard en Annemarie, de Nederlanders Henk en Barbara en de Engelsen Chris en Penny. Chris die me had voorgedragen voor de Ocean Cruising Club en waarvan ik nu als lid ben aanvaard. Die zou ik weer zien als ik naar San Sebastian ging. Ik heb hen laten weten dat als Tim vrijdag 24 september naar Las Palmas zou vertrekken, ik naar hen toe zou komen. Dan zou ik in totaal een week hebben doorgebracht in Valle Gran Rey en dat was het mij wel waard. Want Valle Gran Rey is in alle opzichten een interessante plek, maar dat heb ik denk ik inmiddels wel aan jullie duidelijk gemaakt. Mijn kennissen in San Sebastian wilden voor mij reserveren, maar dat deed de Marina daar niet. Voor hen zijn deze maanden de voornaamste bron van inkomsten en zelfs reserveringen zijn voor hen niet zeker genoeg. Ik kan me dat met de heftige winden hier ook wel voorstellen. De kans dat je op een afgesproken dag daar niet kunt aankomen is ruim aanwezig. Toen ik overigens een keer op een morgen in het dorp rondliep groette mij de Israëlische Moty met wiens familie ik in Santiago jeu de boules had gespeeld. De wereld is toch zo klein. Hij was op weg naar de dokter, want die heb je blijkbaar niet in Santiago.

Ik reisde ook af naar San Sebastian omdat niet alleen de internetverbinding maar ook het gewone gsm verkeer problematisch is in Valle Gran Rey. Dat zal wel door de hoge bergen komen. Nooit eerder in een haven had ik problemen met mijn gsm, maar hier wel. Maar idyllisch is de baai wel, dat zal niemand ontkennen.

Op de woensdag hadden we de hele dag regen, dat had ik op de Kanarische Eilanden nog niet meegemaakt. Het bleef uiteraard wel warm en dat maakte dat alles erg klam aanvoelde. En op donderdag, de dag vóór vertrek, was er ineens een geweldige klap met veel stof op de weg langs de hoge rotsen. Het bleek dat een klein stukje van de rotswand naar beneden was gevallen. Gelukkig waren wandelaars daar nog zo’n 200 meter van verwijderd en een auto die daar naartoe reed was er ook nog een stuk vanaf. Toen de wandelaars en de auto ter plekke waren, hebben ze eerst wat puin van de weg geruimd voordat ze verder gingen. Tim, die bij mij op bezoek was en ik hebben dit schouwspel vanaf mijn boot gevolgd. Het is dus niet ongevaarlijk om die weg te nemen. Wij zeilers zeggen ook wel eens dat alle gevaar van het land komt.

Op vrijdag 24 september heb ik op de motor de 15 mijlen naar San Sebastian afgelegd want de wind kwam steeds recht van voren om het eiland heen. Daar aangekomen werd ik meteen uitgenodigd om de verjaardag van Zwitserse Bernard te vieren. En daar ontmoette ik alle anderen ook. Ik werd bijgepraat over het leven in de haven van San Sebastian. Bij het inchecken heb ik aangegeven dat ik wel twee weken wilde blijven. En dat heb ik uiteindelijk ook gedaan. Ik heb heel veel voeding ingekocht want er wordt vaak gezegd dat je je inkopen moet doen voordat je verder zuidelijk gaat. Daar zijn bepaalde dingen heel moeilijk te krijgen en ze zijn veel duurder als je ze al kunt kopen. Ik heb binnen ook netten opgehangen waar ik fruit en groente in kan doen.

De Zwitsers gingen het eerste weg, want die gaan in november met de ARC naar de overkant van de oceaan. Daarna willen ze na een bezoek aan het Caribisch gebied door het Panamakanaal en de Pacific op. Een reis rond de wereld. Dat is hun grote droom. En daarna gingen de Nederlanders naar een ankerplaats. Ze moesten hun zeilen laten repareren maar dat duurde wat lang en de haven is niet goedkoop. Na vijf dagen waren ze al weer terug. Het ging toch behoorlijk tekeer op die ankerplaats en na vijf dagen hadden ze het wel gezien. De Engelsen hadden een nieuwe computer en ik heb hen geholpen die aan boord te installeren. Het was zo’n nautische computer die tegen de omstandigheden op een boot moet kunnen. We hebben wat gaten geboord en wat leidingen getrokken. Ze zouden eerst naar Gambia gaan, maar toen bleek dat ze daar niet verzekerd zouden zijn hebben ze er toch maar van af gezien. De Nederlanders gaan daar nog wel naartoe.

Op de steiger heb ik veel contact gehad met Fransen. Er waren wel vier Franse boten en het was een gezellige toestand op mijn steiger. Ik heb met ze gegeten en gedronken. Daar zijn ze goed in. En natuurlijk elke dag Frans gesproken. Langzaam aan kwam ik er weer een beetje in. Want onderweg is Engels toch wel de voertaal. Eigenlijk zou ik nog eens beter Spaans moeten leren, want nu ken ik alleen een paar woorden. Ik kan het met mijn school-Latijn wel volgen, maar spreken is een andere zaak.

Op vrijdag 8 oktober was ik er helemaal klaar voor. De reis naar de haven Mindelo op de Kaapverdische Eilanden is ongeveer 800 mijlen. Een mooie tocht als alles goed verloopt. Ik vertrok ’s morgens vroeg om 05.30, want dat is twee uren voor laag water en dan is de zee ter plaatse rustiger. De eerste 25 mijlen heb ik de motor bij moeten zetten omdat ik de wind en de golven op de kop had en ik de windversnellingszones moest passeren. Soms is het dan net alsof je in een wasmachine zit. De golven komen overal vandaan. Er staat bovendien nog een sterke stroming langs het eiland. Op sommige plaatsen heb ik 1,5 knoop gemeten. Toen de zon opkwam zag ik een groep hele grote dolfijnen. Dus niet die snelle kleine exemplaren, maar grote die ook heel langzaam voorbij kwamen. Een mooi gezicht zo op de vroege morgen. En daarna begon het te motregenen en vormde zich door de zon een complete regenboog. Op zee is zo’n natuurverschijnsel extra mooi omdat je hem helemaal van begin tot het eind kunt zien. Na die 25 mijlen kwam ik in wat rustiger water, maar de wind was nog steeds zuidwest 3 tot 4 en die kant moest ik nu juist op. Kruisen dus, maar ik wist dat de wind volgens de gribfiles die ik in de haven had bekeken de volgende dag al weer naar het noorden zou draaien.

De tweede dag van de overtocht, zaterdag, was een rustige dag. Er was niet veel wind waardoor mijn gemiddelde snelheid terugliep naar 3 knopen en dat betekent 72 mijlen per dag. De wind was inderdaad richting noorden gedraaid en was nu noordwest. Ik kon nu met halve wind tot ruime wind zeilen. ’s Middags gaf mijn radardetector aan dat er een schip in de buurt was en inderdaad, een groot vrachtschip liep mij aan bakboordzijde op. Dat was het eerste schip dat ik tot dan toe had gezien. Verder zag ik weer vliegende vissen, net als voor de kust van Madeira bij Calheta. Tijdens een langere overtocht is het belangrijk dat je jezelf weet bezig te houden en dat je in balans blijft. Wat ik daarmee bedoel is dat soms heel kleine dingen een groot verschil kunnen uitmaken in hoe je je voelt. Luister ik normaal nooit naar een voetbalwedstrijd, nu kan een wedstrijd Duitsland – Turkije via de Duitse Wereldomroep een hoogtepunt van de dag zijn. Of een cabaretprogramma op de Nederlandse Wereldomroep, dat altijd op zaterdagochtend wordt uitgezonden. Een douche is ook iets speciaals, omdat je behoudend met je verse water moet omspringen. Ik heb zo’n zwarte zak, die als je hem met water vult en in de zon legt, binnen korte tijd warm water via een douchekop geeft. Die douche had ik voor de zondag gepland.

Maar op zondag kwam het er door behoorlijke slingering van de boot niet van om een douche te nemen. Dat stelde ik dus uit tot een later moment. Er kwam mij nog wel een groep grote dolfijnen begeleiden. Altijd weer een pracht gezicht, hoe sierlijk ze zich bewegen, en als ze groot zijn dan gaat dat heel langzaam. Verder was de oceaan leeg, geen schip te zien. Nu is de kans dat zeilers je tegemoet komen op dit traject wel heel erg klein, gezien de doorgaans heersende noordoostelijke winden. Er wordt wel gezegd dat de beste route naar het noorden vanaf de Kaapverdische Eilanden via het Caribisch gebied is. Twee oversteken dus, eenmaal naar het Caribisch gebied en eenmaal via de Azoren terug naar Europa. De gemiddelde snelheid bleef staan op 3 knopen, niet snel maar wel gestaag zoals ik in mijn logboek schreef.

De nacht van zondag op maandag heb ik goede voortgang gemaakt. De wind trok wat aan en de boot voer 4 tot 5 knopen. De gemiddelde snelheid over de tocht tot dan toe was opgelopen met een schamele 0,1 naar 3,1. Mij overkwam nog iets vreemds op die maandagmorgen. Terwijl ik in de kajuit zat dacht ik aan een groot stuk hout dat ik onderweg tegen zou kunnen komen. Dat is mij op andere reizen ook overkomen. Je hoort dan een klap en gaat snel naar de kuip. Daar zie je dan nog net een heel groot stuk hout drijven. Maar deze keer zat ik er alleen maar over te denken. En toen ik daarna in de kuip ging zitten zag ik meteen een enorme balk waar een hele grote spijker uitstak. De balk was zeker vijf meter lang en wel dertig centimeter dik, en dreef op nog geen drie meter van mijn boot voorbij. Gek hè, maar op zo’n moment geloof ik niet in toeval.

Op dinsdag, de vijfde dag op zee, nam ik mijn douche. Daar waren twee redenen voor. Ten eerste was er zo weinig wind dat ik de motor moest bijzetten. Ik moest sowieso stroom draaien, oftewel de hoofdaccu opladen, want die was gezakt tot een vulling van 35%. De windgenerator en het zonnepaneel kunnen met name bij lichte wind het stroomverbruik van de koelkast niet aan. En omdat er dus weinig wind was, was de oceaan ook navenant kalm. Een ideale situatie voor een douche. Maar ik deed het ook om me beter te voelen, want in de kuip zag ik een grote donkere kakkerlak en die kroop door een gat in het stuurboords opbergvak naar binnen. En dat geeft echt een domper op de dag. De grote donkere exemplaren zijn namelijk de vrouwtjes en die leggen eieren. Ik had al eens verteld dat ik zo’n exemplaar met een tang overboord geslingerd heb. Maar deze kreeg ik echt niet te pakken. Ik heb zelfs de houten roosters op de kuipbanken losgeschroefd om bij hem te komen. En toen ik een rooster waar hij onder gekropen was losschroefde zag ik hem het opbergvak insnellen en kon ik het verder wel vergeten met de jacht. In die opbergvakken zit namelijk een groot gat ter ventilatie van het motorruim. De motor heeft als hij loopt lucht nodig en via deze gaten moet hij aan zijn extra lucht komen. Toch heb ik al in meerdere boeken gelezen dat dit een zwakke schakel is in een boot. Ik heb al eens verhaald dat als de boot hevig slagzij maakt en blijft houden, het water niet terug kan stromen naar de kuipvloer met zijn afvoergaten, maar in het opbergvak terechtkomt en via dat gat in het motorruim en uiteindelijk de bilge. Het is goed om dit te weten en maatregelen te treffen om het afsluitbaar te maken. Ik moet dat nog doen. De afgelopen maanden heb ik gevochten tegen de kakkerlakken en ik had al een tijdje geen kakkerlak meer gezien. Ik heb gifdoosjes, plakdoosjes en een spuitbus. In totaal vond ik zo’n drie kleinere kakkerlakken, maar die waren allemaal door het gif doodgegaan. En omdat ik niets meer vond dacht ik dat ik er vanaf was. Maar dit grote exemplaar moet zich toch ergens aan boord hebben opgehouden, want ze komen niet midden op de oceaan ineens aanvliegen. Zoals gezegd, een domper op de dag, maar dat kun je oplossen door een heerlijke douche te nemen. En ik heb ervan genoten. De kakkerlak komt nog een keer aan de beurt. Zodra ik hem zie, grijp ik de spuitbus. Afwachten dus. Maar wat was deze snel! Ik heb nog vijf plakdoosjes erbij geplaatst.

Terwijl ik dit schrijf ben ik er nog opgewonden van. Het was dinsdagavond rondom tien uur toen mijn wekker ging en ik naar de kuip liep om mijn 360 graden uitkijk te doen. Maar toen ik nog geen stap verzet had, want zo groot is mijn kajuit nu ook weer niet, zag ik een donker ding over de vloer rennen van stuurboordszijde onder de toiletdeur door naar bakboordszijde. De kakkerlak! Wat was hij groot en snel. De vorige keer nam ik het mezelf kwalijk dat ik niet aan de spuitbus met gif had gedacht, maar hem met een mes te lijf ging. Nu greep ik mijn schijnwerper en de spuitbus voordat ik de toiletdeur open deed. Ik hoopte dat hij niet al snel de weg naar mijn slaapruimte had gevonden en daar verdwenen was. Ik slaap weliswaar tijdens het varen op de bank in de kajuit, maar het idee dat er in je slaapruimte ergens een grote kakkerlak rondloopt, is zacht uitgedrukt niet plezierig. Ik opende de deur met de schijnwerper aan en de spuitbus in aanslag en zag hem meteen. Hij probeerde tegen de gladde vloer van het toilet omhoog te kruipen en was al bijna achter de toiletpot. Blijkbaar beviel hem die route niet, want hij kwam terug en toen trof ik hem vol met het gif. En ondanks dat ik kon zien dat het gif zijn werk begon te doen, bleef ik spuiten. Het is geen damp wat er uit de spuitbus komt, maar echt vloeistof. Denk maar aan een plantenspray. In no time stond de toiletvloer onder het gif, en het liep naar beneden richting de deur. De kakkerlak was nu niet alleen aangeslagen, maar had zich op zijn rug gedraaid en spartelde met al zijn pootjes. Zijn totale lengte schat ik nu toch echt op vijf centimeter, het was dus een eerlijke strijd. Onder de insecten is hij zo groot als een reus. Het gif deed verder zijn werk, want hij baadde erin. Ik heb altijd een keukenzeem in het toilet liggen en daarmee heb ik hem uiteindelijk dood gedrukt. Kakkerlak en zeem heb ik overboord gesmeten. Daarna heb ik de toiletvloer goed schoongemaakt, want er wordt gezegd dat als je zo’n moederkakkerlak doordrukt ze nog snel eitjes legt. Maar met al dat gif over de vloer en het schoonmaken zullen de eitjes kapot zijn gegaan en door mij verwijderd. Daarna heb ik uitvoerig mijn handen gewassen en ben ik een tijdje in de kuip gaan zitten om frisse lucht op te snuiven en over deze overwinning na te denken. Zo snel al, dat was onverwacht! Maar wel fijn. En zo eindigde de dinsdag in een ware triomf.

De volgende ochtend, het is woensdag 13 oktober en de zesde dag op zee, werd ik volledig uitgerust wakker en heb eerst maar eens de afwas van de afgelopen dagen gedaan. Ik ben alleen, dus dagelijks afwassen op zee is niet nodig. Het afwassen gebeurt overigens met zeewater, om drinkwater te sparen. Na het afwassen drink ik in de kuip een kop thee en kijk uit over de oceaan. Er is nauwelijks wind en dus zijn er ook geen golven. Het is de oceaan op zijn vriendelijkst. De zon schijnt fel en met het zuchtje wind is het goed toeven in de kuip. En dan overkomt je wat eigenlijk bij elke langere overtocht gebeurt. Het maakt je niet meer uit wanneer je aankomt en de snelheid van de boot is niet meer zo belangrijk. Je zou zo nog wekenlang door kunnen gaan. Je bent in balans met jezelf en je omgeving. Daarom kunnen zeilers maar moeilijk omschrijven wat er werkelijk door hen heen gaat als ze in een haven aankomen. Het is een dubbel gevoel. Enerzijds is het in zicht krijgen van land iedere keer weer een feestelijke ervaring en de aankomst in de haven puur plezier. Anderzijds zou je nog weken hebben kunnen doorzeilen en komt er een abrupt einde aan die harmonie die je onderweg gevonden hebt. Ik wil hier geen zwevende teksten schrijven en filosofisch worden, maar het is gewoon een feit dat je tijdens en lange overtocht geestelijk een veranderingsproces doormaakt. En dat moet natuurlijk ook, want anders zou je gek worden. Ga maar na, de ene keer speer je met 5 tot 6 knopen door het water met windkracht 5 en leg je dagelijks meer dan 100 mijlen af. En het volgende moment dobber je met 2 knopen met windkracht 1 tot 2 en leg je dagelijks niet meer af dan 50 mijlen. Het contrast kan niet groter zijn. De motor bijzetten is voor een zeiler niet de uitkomst, bovendien heb je de brandstof die je verbruikt wellicht later nog hard nodig. Met de voorraad die ik aan boord heb, zo’n 160 liter in totaal, kan ik toch maar een beperkte afstand afleggen en dan is het gebeurt. Zonder brandstof kun je ook geen stroom meer draaien en de stroom kun je nog wel eens nodig hebben voor je marifoon, gps en navigatieverlichting. Net als met drinkwater moet je met je brandstof dus ook zuinig omgaan. En dan is het hoogst noodzakelijk dat je in balans komt met het contrast van de afgelegde mijlen. Een natuurlijk proces helpt je daar gelukkig bij.

De nacht van woensdag op donderdag werd een bijzondere nacht. Woensdag was er de hele dag hoegenaamd geen wind en ik heb lang liggen dobberen met de snelheid van 1 tot 2 knopen. Maar tegen zonsondergang kwam de wind ineens van alle kanten en zag ik rondom mijn positie zwarte regenwolken. Het begon dan ook te regenen en voor ik het wist kwam de wind van voren. De motor moest nu echt bij en zo is dat een hele tijd doorgegaan. De deining kwam gelukkig wel nog steeds vanuit het noorden, die had ik dus mee. En je zou zeggen dat wind tegen de golven in een onstuimige zee zou geven, maar dat bleef uit. Soms was het volstrekt windstil en op andere momenten kwam er weer zo’n regenbui en draaide de wind met sterkte 1 tot 2 alle kanten op. Dat betekent dat het een lange nacht zou worden, want slapen doe ik in dit soort overgangssituaties niet. Want dat dit een overgangssituatie was, was vanaf het begin duidelijk. De heersende winden in deze regio komen uit het noordoosten en de gribfiles voor zeven dagen die ik in San Sebastian nog had bekeken gaven daarin geen verandering te zien. Dat er perioden zouden zijn met weinig wind en dan met name uit het noordwesten tot westen, dat had ik wel gezien. Maar winden uit het zuiden kunnen alleen maar veroorzaakt zijn door die regenwolken. Even doorzetten dus, en uit dit gebied geraken. De volgende dag zou alles wel weer beter zijn.

Dat viel echter tegen, want de hele donderdag bleef het windstil. Pas om vijf uur ’s middags was er een beetje wind uit een vrijwel vaste hoek. De wind was gedraaid naar het oosten en kwam op dat moment niet hoger dan kracht 1 tot 2. Vanaf dat moment ging ik dus met een snelheid tussen de 1,5 en 2,5 knopen vooruit. Ik heb de donderdag wel genoten van de zon en ik heb zelfs gevist. Helaas nog niets gevangen. Tegen zessen moest ik nog 260 mijlen afleggen. Maar je kunt ook zeggen dat ik er al 540 op had zitten. Toen ik met sigaar, gemaakt op het eiland La Palma, en Franse muziek op de zonsondergang zat te wachten in de kuip, keek ik nog eens naar het kunstaas dat ik de hele dag had gebruikt. Wat denk je? Zit er een plastic beschermhoesje over de haak zodat je je niet bezeert. En dat had ik er niet afgehaald. Ja, zo kun je natuurlijk ook niets vangen. Beginnersfout. Moest er zelf erg om lachen.

Op de vrijdag om 10.00 uur hoorde ik mijn windgenerator voor het eerst weer draaien en kreeg ik behoorlijke wind. De snelheid schoot omhoog en ik moest nog 200 mijlen afleggen. Mijn hengel heb ik ook weer van het kunstaas voorzien, deze keer zonder beschermhoesje, en uitgegooid. Het was een genot om weer normale snelheid te hebben. In mijn ogen gaat het bij zeilen, ik heb het vast al eerder gezegd, om het contrast. Zo zit je een tijdje in windstilte gebied en even later vaar je weer met een behoorlijke snelheid alsof de wind nooit weggeweest is. De vrijdag werd zo een prima vaardag, en ik keek uit naar een weekend met voldoende wind. Mijn verwachting was dan dat ik op zondag in Mindelo zou kunnen aankomen. Overigens had ik tweemaal beet en wist de vis op het laatste moment los te komen van de haak. Ik heb nog veel te leren bij het zeevissen, want ik klungel nog te veel met de hengel bij het binnenhalen.

Zaterdagochtend werd ik uitgerust wakker en gelukkig stond er nog steeds voldoende wind. Deze was zelfs wat aangetrokken want nu stond er windkracht 4 tot 5 en was de zee wat onstuimiger. Ik hoefde nog maar 125 mijlen tot aan het eiland São Vicente met de haven Mindelo. ’s Morgens zag ik een grote zeilboot op behoorlijke afstand aan bakboord passeren. Toen ik door mijn kijker naar hem keek, leek het alsof hij op de motor voer want ik zag geen zeilen. Dat verbaasde me wel, want er was prima wind om te zeilen. Overigens had ik vrijdag nog een grote tanker gezien, maar die voer op zo’n grote afstand voor me langs dat zelfs de radardetector hem niet ontdekte. En op zaterdag voer ik door een school vissen met goudkleurige huid. Ik moet nog leren wat voor vissen dat zijn, maar ik denk dat het makrelen zijn. Ze sprongen soms recht omhoog het water uit. Ik ontdekte ze omdat ik aan mijn hengel hoorde dat ik beet had. Wederom wist ik hem tot aan de boot te krijgen, maar toen wist hij zich toch nog te bevrijden. Als je met meer mensen aan het vissen bent, dan haalt de een de hengel in en zodra hij dicht genoeg bij de boot is pakt de ander de lijn en haalt de vis binnenboord. Maar ik moet het alleen doen en ik wil niet vooroverbuigen over de reling, want dat brengt het gevaar met zich mee dat je met een golfje overboord kiepert. De boot komt dan nog wel aan op zijn bestemming maar ik niet, en dat is niet de bedoeling. Ik zal nog wel uitvinden hoe ik de vis het veiligst binnenboord krijg. Ik heb een grote haak en een schepnet, dus attributen genoeg. Maar voorzichtigheid is geboden. ’s Avonds zakte de wind wat in en werd de voortgang minder. Tegen zonsondergang moest ik nog 95 mijlen. Maar het maakt natuurlijk helemaal niet uit of ik nu zondagavond of maandagochtend aankom. Liefst niet in het donker, maar dat heb je ook niet altijd voor het uitkiezen. En met radar en plotter is het me nog altijd gelukt om een haven in de nacht aan te doen als het moet. En daar waren in het verleden best lastige havens bij waarbij de ingang van de jachthaven goed verborgen lag en er een overmaat aan lichtjes in de haven was.

Om twee uur ’s nachts werd ik ingehaald door een cruiseschip, maar dan heel langzaam omdat hij pas ’s ochtends op de Kaapverdische Eilanden aan hoeft te komen. En daar kun je goed zonder, als solozeiler. Want door zo’n langzaamaan actie blijft dat cruiseschip een groot deel van de nacht in je buurt. En dan kun je niet gaan slapen. Vissers en cruiseschepen zijn de vervelendste dingen die je ’s nachts kunnen overkomen. Vissers moeten altijd daar zijn waar jij bent, en cruiseschepen varen vaak in cirkeltjes rond totdat het ochtend is. En als jij daar dan in de buurt bent, kun je het slapen helemaal vergeten want je kunt je radardetector of radarwaarschuwing niet aanzetten. Je zou gek worden van het constante alarm. En als je het alarm uitzet, dan heb je tijdens de korte slaapjes geen waarschuwing. Vissers kom ik uiteraard veel tegen langs de kust, maar dan toch wel een behoorlijk aantal mijlen van het land. En cruiseschepen vind je uiteraard bij de populaire toeristische bestemmingen zoals de Balearen of de Engelse Kanaaleilanden om er maar even twee te noemen waar ik er flink last van heb gehad. Nou ja, het is misschien wel voorlopig de laatste nacht op zee. Dus wat geeft het, slaap haal je zo in als je eenmaal in de haven bent. Dat zeg ik nu wel, maar de ervaring leert me dat zelfs als je de hele nacht zonder te slapen hebt doorgebracht, je in de haven niet langer dan zo’n drie uren kunt slapen want dan ben je toch te nieuwsgierig naar de haven. En dat is maar goed ook, want als je langer zou slapen dan slaap je de nacht niet meer. Zo zie je maar weer, de natuur regelt het allemaal perfect.

De volgende morgen, op de zondag, zag ik al om 09.00 uur op 45 mijlen van mijn bestemming het eerste eiland. Het was het grote eiland Santo Antão dat ten noordwesten van mijn bestemming São Vicente ligt. Ik heb mijn hengel weer uitgegooid, want ik zou nog vele uren varen voordat ik in de haven aankwam. Even later zag ik ook duidelijk het eiland São Vicente. Wat mij trouwens ’s middags opviel is dat de zon hier gloeiend heet is. Je moet echt wel wat op je hoofd hebben, anders loop je een zonnesteek op. Het kanaal tussen de twee eilanden is weer zo’n windversnellingszone en ik heb dus op de voorhand gereefd. Toen ik op stuurboords gangboord schubben zag liggen, wist ik dat ik bezoek had gehad van een vliegende vis. Blijkbaar had hij zich weer naar het water kunnen verplaatsen. De meesten zijn niet zo gelukkig en belanden dan in de pan, want ze zijn goed te eten. Dat heb ik zelf nog niet ervaren, maar zoiets lees je in elk boek over reizen in deze gebieden. Vlak voordat ik de haven van Mindelo binnen ging maakte een vliegende vis een sierlijke bocht in de lucht van zeker driehonderd meter lang voor mijn boot. Een prachtig gezicht, zo sierlijk.

Om 19.00 uur plaatselijke tijd kwam ik in de haven van Mindelo aan. Toen ik zag dat er tientallen schepen geankerd lagen, heb ik ook ervoor gekozen om te ankeren i.p.v. in de dure jachthaven te gaan liggen. Ik heb tot 21.00 uur gewerkt om alles aan boord weer aan kant te hebben en heb bovendien heel veel spullen aan dek verwijderd i.v.m. diefstal. Het is bekend dat er in de haven van Mindelo veel gestolen wordt. Morgen ga ik mij hier inchecken met scheepspapieren en paspoort. Ik heb de gele Q-vlag gehesen, dus ze weten dat ik wil inklaren. Hier blijf ik minstens een maand en dan ga ik over eind november of begin december beginnen aan de overtocht over de Atlantische Oceaan naar het Caribisch gebied. En als dat nieuw voor jullie is, dan is dat mooi, want zoals je weet: Zeg nooit waar je naartoe gaat, want dan moet je!

Groeten.

Henk Oosterwijk
a/b Sogno d’Oro


Laat een reactie achter