14 juli 2010 (derde reis)
Geschreven door Henk Oosterwijk.
Datum: 14 juli 2010.
Op woensdag 14 juli ben ik van Gran Tarajal overgevaren naar Las Palmas op Gran Canaria. Vanuit die haven start jaarlijks ook een georganiseerde overtocht naar het Caribisch gebied (de zgn. ARC). De overtocht verliep goed, maar er was wel veel wind en de golven waren hoog. Ik had veelal halve wind toen ik eenmaal uit de luwte van zuid Fuerteventura weg was. In de windversnellingszone van Fuerteventura was het echt even oppassen geblazen, want de wind gaat daar van windkracht 2 binnen een paar minuten naar een dikke windkracht 6. En de golven worden navenant hoger en ontstuimiger. Maar zoals gezegd, alles verliep goed en ik ben de nacht wakker gebleven. Dat moest ook wel, want tussen Fuerteventura en Gran Canaria ligt een shipping lane en die moest ik oversteken. Tijdens die oversteek was er geen verkeer in de shipping lane, maar je blijft toch alert.
’s Morgens tegen zes uur kwam ik aan en het was helaas nog donker. Het opzoeken van een goede ankerplaats is dan toch wat lastiger. Maar door de nachtelijke overtocht waren mijn ogen gelukkig goed gewend aan het donker en het ankeren leverde ook geen problemen op. Even gelegen en toen naar het havenkantoor. Voor 10 euro kon ik een week ankeren en dan kreeg ik een sleutel van de douches die verder geen muntinworp verlangden, kon ik mijn rubberboot aan een aparte steiger in de haven afmeren als ik aan de wal ging en kon ik uiteraard mijn vuilnis in de containers kwijt. Geen slechte deal en ik boekte voor een week.
Later in de ochtend heb ik Axel opgezocht en nadat ik van hem het boek World Cruising Routes kreeg (hij schonk het me, dat gebeurt wel vaker onder liveaboards, maar dit was een splinternieuw boek) zijn we in de Sailor’s Bar koffie gaan drinken. Hij was nog druk bezig zijn boot op te knappen en de volgende dag heb ik hem geholpen om een radar van zijn oude boot te demonteren en naar zijn nieuwe boot over te brengen. De dagen daarop zagen we elkaar dagelijks en hebben vaak samen gegeten en gedronken. En vooral veel ervaringen uitgewisseld. Hij kocht veel nieuwe spullen voor zijn boot en ik keek ook weer rond bij de watersportzaken. In Las Palmas kun je natuurlijk veel kopen aan apparatuur en spullen die je voor een overtocht over de Atlantische Oceaan nodig hebt. Want die mensen die meedoen aan de ARC moeten wat hun boot betreft voldoen aan bepaalde veiligheidseisen en als ze dat niet voor elkaar hebben, dan moeten ze hun spullen alsnog in Las Palmas kopen. De handelaren weten dit en houden veel op voorraad. Ik heb er een radardetector gekocht en Axel kocht een AIS ontvanger.
Mijn apparaat geeft een alarm als hij het signaal van een radar van een schip ontvangt en toont dan aan in welke sector t.o.v. mijn boot dat schip zich bevindt. Als je wat langer met de radardetector werkt dan is het ook mogelijk om uit te maken van hoever het signaal komt en of het op je af komt of van je weg gaat. Het apparaat gebruikt bijna geen stroom en kan onbeperkt aan staan. De AIS ontvanger aan de andere kant geeft de naam, snelheid, koers en nog andere gegevens van een schip weer zodra het apparaat het AIS signaal van dat schip ontvangt. Alle grotere schepen zijn verplicht om zo’n AIS zender te hebben en te gebruiken. Op zich dus een prima apparaat, ware het niet dat je daarvoor je computer constant moet hebben aanstaan en die trekt al snel 2 tot 3 Amp/uur. Voor een overtocht naar Engeland of dagelijks van haven naar haven varen geen enkel probleem, maar voor een langere reis van één of meerdere weken toch iets wat je je niet kunt veroorloven. Alle stroom die eruit gaat moet er ook weer binnen komen, m.a.w. je moet ervoor zorgen dat je accu bijgeladen wordt want voordat je het weet doen je marifoon en je navigatieverlichting het niet meer. Je moet bij dat stroomverbruik keuzes maken, en ik had er in de winter voor gekozen om voor deze warmere streken een koelkast te bouwen. Die gebruikt nog geen 1 Amp/uur in Nederlandse wateren, maar in de warmere streken wordt dat stroomverbruik toch wel wat hoger. Ik heb dus gekozen voor die radardetector en hoewel het gedateerde Franse techniek is die overigens in 2007 nog een update heeft ondergaan, ben ik er erg blij mee. Soms behouden oudere technieken hun waarde. En Axel experimenteert er lustig op los met zijn AIS ontvanger. We hebben dus genoeg stof tot praten tijdens de koffiesessies.
Op maandag 19 juli merkte ik in de middag dat een meisje van zo’n 16 jaar met een zeilplank in de problemen kwam. Ze was ver van het strand verwijderd en tweehonderd meter achter mijn boot aan het proberen om weer op de zeilplank te komen en ik zag dat de wind, die een kracht van een dikke 5 en soms vlagen van windkracht 6 had, haar steeds verder weg dreef. Haar vader was vanaf het strand naar haar toe komen zwemmen maar ik zag dat ook hij duidelijk vermoeid raakte en op zijn rug met wat vreemde slagen in haar buurt probeerde te komen. Ik ben er met mijn rubberboot snel naartoe gevaren en heb gevraagd of ze hulp nodig hadden. De vader zei dat ze beginners waren met die zeilplank en dat hij graag teruggebracht wilde worden naar het strand. Ik heb ze toen op sleeptouw genomen en naar het strand getrokken. Toen ik het strand naderde stond de moeder met nog een kind naar me te zwaaien. Ze was duidelijk opgelucht dat haar dochter en man heelhuids terug waren gekomen. Een lichte reddingsaktie dus, waarvoor ik wel de boeien die het zwemgebied afbakenden moest passeren met mijn gemotoriseerde rubberboot. Maar ik dacht bij mezelf dat als een strandwacht hiertegen bezwaren zou maken, ik hem zou kunnen uitleggen waarom het nodig was. In een noodgeval moet je de regels nu eenmaal overtreden. Toen ik terug was op mijn boot heb ik er nog wel even over nagedacht hoe dit ook verkeerd had kunnen aflopen en was ik blij dat ik de juiste inschatting had gemaakt. Het meisje was duidelijk opgelaten met de hele situatie. Als je 16 jaar bent wil je niet op zo’n manier opvallen. Ze geneerde zich er duidelijk voor dat ze terug gesleept moesten worden. De vader was er echter maar al te gelukkig mee, hetgeen ik mij als vader heel goed kan indenken. Soms breng je jezelf in de problemen als je je kinderen uit een hachelijke situatie wilt redden. Het zal niet het eerste ongeluk zijn dat op zo’n manier ontstaat. En ik had natuurlijk het verdrinkingsgeval bij Gran Tarajal nog vers in mijn geheugen.
De wind tussen de eilanden kan bijzonder hevig zijn. Je moet daar echt mee oppassen. Maar je ziet het aankomen, net als bij Cape Trafalgar vóór de Straat van Gibraltar of de Alderney Race bij Cherbourg. Gelukkig heb ik die ervaring opgedaan in de afgelopen reizen en zie je het gevaar van verre. Toch zie je vaak dagjesmensen met een glimlach het gevaar tegemoet gaan. Ze weten niet waar ze in terecht komen. Ik hoorde op het Nederlandse nieuws via de Wereldomroep dat er twee zwemmers, ik geloof jongens van 17 en 20 jaar, ondanks waarschuwingen waren gaan zwemmen in water waar het getij juist aan het wisselen was, en die jongen van 17 is toen verdronken. Het was bij één van de Waddeneilanden. Het is pure onderschatting van de kracht van het water door stroming of wind. En dat is fataal. Zonder arrogantie kan ik zeggen dat ik sinds ik in 2005 op het water ben gaan wonen en leven, de elementen nog meer ben gaan respecteren dan tijdens mijn loopbaan in de marine. Je zit er dichter bij dan op zo’n fregat van meer dan honderd meter en je ziet wat de kracht van water allemaal kan doen. Maar genoeg hierover, het is gelukkig allemaal goed afgelopen met die vader en zijn dochter. Ze zullen nog veel moeten oefenen voordat ze op open water met veel wind kunnen gaan zeilsurfen.
Na een week heb ik mijn verblijf met een week verlengd. Het meisje van het havenkantoor vertelde me nog even dat als ik hen opriep via de marifoon en toestemming vroeg, ik gewoon met mijn boot naar een aangewezen steiger kon gaan en daar mijn watertank kon vullen. Dat was bij het ankergeld inbegrepen. Ik ben nog regelmatig naar Axel gegaan, maar ook op de ankerplaats leerde ik mensen kennen. Zo was daar Duitse Peter, een man van 70 jaar die veel in het Caribisch gebied had gezworven en op St. Maarten als zeilmaker had gewerkt. Toen hij een keer zag dat ik rookte kwam hij bij me langs met twee blikjes bier en vroeg of ik een sigaret voor hem had. Nu rook ik al jaren geen sigaretten meer, maar ik had op een boot achter me gezien dat de solozeiler daar sigaretten rookte. Ik stelde dus voor dat hij naar hem toe zou gaan en hem zou uitnodigen op mijn boot voor een jenevertje. Zo gezegd zo gedaan en toen zaten we tot laat in de prachtige avond met zijn drieën ervaringen uit te wisselen. De conversatie verliep soms chaotisch want de derde was een Tsjech die inmiddels ook een paar woorden Spaans sprak, maar geen Engels, Frans of Duits. Toch kwamen we er goed uit, want Peter sprak goed Spaans. En dit soort avonden maakt het ankeren zo leuk. Het is toch anders dan wanneer je aan een steiger ligt. Je houdt elkaars boot ook in de gaten, of het anker misschien krabt. Dat is nog eens een keer in je eigen voordeel, want het zal niet de eerste keer zijn dat een zeiler op een ankerplaats wordt opgeschrikt door de klap van een boot die door een krabbend anker tegen zijn boot aan drijft. Let maar eens op, een liveaboard heeft veelal op de ankerplaats aan beide zijden zijn stootwillen uithangen. En dat is niet voor niets.
Peter spreekt wat verwarrend en snel, maar als je aan hem gewend bent geraakt dan valt er veel van hem te leren. Hij kan honderduit praten over een Atlantische overtocht, zwaar weer zeilen, vissen op zee en noodzakelijke zaken aan boord. Hij voedt zich tijdens een overtocht met rijst en zelf gevangen vis. Tijdens mijn verblijf in Las Palmas kocht hij van een bevriende zeiler een kleine computer en die wilde hij vooral gebruiken voor emailverkeer. Hij had daarbij hulp nodig en ik heb een internetadres voor hem aangemaakt en hem ingewijd in het internetgebruik. Hij bracht mij een aantal leesboeken die hij gelezen had en die ik weer aan een ander kon doorgeven. Overigens staat in de Sailor’s Bar een boekenkast waaruit je boeken kunt ruilen. Dat is zeer gebruikelijk in havens waar veel zeilers samenkomen. Het mag duidelijk zijn dat ik tussen de regels door veel van Peter leerde.
We hebben in de haven ook nog de verjaardag van Axel gevierd, hij werd 36 jaar. ’s Morgens heb ik hem een ontbijt aangeboden in de Sailor’s Bar en toen liet hij me zien dat hij ook de radardetector had gekocht i.v.m. het geringe stroomverbruik. ’s Avonds ging hij eerst nog duiken, maar daarna waren we met een heel stel verzameld in een bar/restaurant in de haven en hebben daar wat gedronken. Ik ben op tijd weggegaan, want ik moet met mijn rubberboot over een groot stuk open water naar mijn boot varen, terwijl Axel in de haven aan een steiger ligt. En die avond stond er behoorlijk veel wind.
Las Palmas is een prima haven als je wat aan je boot moet doen, maar verder is het een grote stad met wat daar zo bij hoort. Zo hoor je dagelijks de sirenes van politiewagens en ambulances. Niet bepaald een rustige omgeving. Het werd voor mij weer tijd om door te reizen. Santa Cruz op het volgende westelijk gelegen eiland Tenerife leek het aangewezen volgende reisdoel. Niet omdat ik zo graag de grote steden wil opzoeken, maar meer omdat die haven t.o.v. Las Palmas en de heersende winden gunstig ligt. Van daaruit kun je dan of het verdere eiland verkennen of meteen overvaren naar het volgende eiland.
Op donderdag 5 augustus vertrok ik naar Santa Cruz. Ik moest tegen de wind en de hoge golven in varen en daarbij moest de motor aan. Eenmaal ten noordenwesten van Gran Canaria aangekomen kon ik halve wind varen en heb ik een aantal mijlen goed gezeild. Maar toen nam de wind drastisch af en begin de boot door de toch nog hoge golven enorm te slingeren. De motor dus weer bijgezet. Maar toen ik aan de oversteek begon van het eiland Gran Canaria naar het eiland Tenerife, begon de wind weer op te komen en kon de motor worden afgezet. Ik heb zo’n vijfendertig mijlen goed kunnen zeilen met een windkracht 4 tot 5. Maar toen ik tien mijlen voor de kust van Santa Cruz was, kwam ik weer terecht in zo’n versnellingszone en ging de wind van 18 knopen uiteindelijk naar 35 knopen en dat is windkracht 8. Het is voor het eerst dat ik het moest overnemen van mijn elektronische stuurautomaat, want die kon het niet meer aan. Bakken water kwam er over en natuurlijk had ik in die warmte geen slecht weer kleding aan. In een mum van tijd was ik kletsnat en ik moest al mijn kracht gebruiken om de boot in bedwang te houden. Er is geen gevaar geweest, maar dit heb ik niet eerder meegemaakt. De golven waren gemeen hoog en brekend dus riskant. Ik heb mijn rubberboot in die storm verloren. Het was donker en toen hij losraakte had het geen zin meer om erachter aan te gaan. Ik had hem natuurlijk niet op sleeptouw moeten nemen maar wegens gemakzucht had ik dat toch gedaan. Soms ben ik hardleers, want mijn eerste rubberboot, een dure Zodiac, ben ik in een nachtelijke storm in de Golf van Biskaje verloren. In La Coruña heb ik toen de goedkoopste en kleinste Plastimo gekocht. En de Zodiac heb ik toen van de verzekering vergoed gekregen. Maar inmiddels heb ik een wereldwijde verzekering die alleen totaalverlies vergoed. Anders was het niet mogelijk gezien de afstanden die ik met een kleine boot afleg. Geen verzekeraar wil zijn vingers daaraan branden. Ik heb het verlies vrij nuchter tot mij genomen en meteen de volgende dag met behulp van een Engelsman die transport in de haven had een nieuwe gekocht. Een dinghy is namelijk extreem belangrijk voor een liveaboard. Als je geankerd ligt transporteer je daar alles mee, van boodschappen tot dieselolie. Ik kocht een Zodiac van twee meter, kleiner dan ik had want die was toch nog twee meter en twintig centimeter. Hij is degelijk uitgevoerd en ik ben er heel gelukkig mee.
Ik was om 00.30 uur in de haven aangekomen en werd meteen naar een goede plaats gedirigeerd door een marinero van de jachthaven. Blijkbaar lopen ze hier ’s nachts de wacht en had hij me zien aankomen. Hij was heel hulpvaardig en vriendelijk en dat doet je goed na zo’n zware overtocht. De volgende dag heb ik ingecheckt en voor een week betaald, want ik wil Santa Cruz toch wel eens beter leren kennen. Inmiddels had ik Engelse Mike leren kennen die al vijf jaren in Santa Cruz verblijft en dus aardig de weg weet. Hij bracht me naar een goede watersportwinkel op enige afstand van de haven waar wij lagen. En daar hadden ze deze kleinste Zodiac dus. Ik kon nog tien procent van de prijs afhalen en heb hem toen meegenomen. Daarna heeft Mike me een aantal adressen in de stad laten zien waar je boodschappen kunt doen of iets voor de boot kunt kopen. Wat me overigens meteen al opviel is dat in deze stad veel meer geleefd wordt dan in Las Palmas wat toch wat zakelijker is. Bovendien waren hier geen wolken zoals in Las Palmas, maar was er een straalblauwe lucht met een gloeiende zon. Mike vertelde me dat ze hier gedurende een week een hittegolf hadden gehad met temperaturen van veertig graden.
Op zaterdag 7 augustus zijn Mike en ik de bergen in gereden. Hij doet dat vaker en maakt dan lange wandelingen, maar nu gingen we voornamelijk rijden en ergens lunchen. Het uitzicht daar hoog in de bergen was onbeschrijfelijk. Prachtige natuur en soms aan beide kanten van de weg een uitzicht op de zee. En je zag Gran Canaria duidelijk liggen. We hebben heerlijk geluncht met plaatselijke gerechten zoals konijn, geit, een soort gemalen mais en gekookte gezoute aardappels in de schil. Daarna zijn we nog bij een Frans restaurant langsgegaan dat Mike kende van de tijd dat ze nog een restaurant in het centrum van Santa Cruz hadden. Daar hebben we een biertje gedronken en bijgepraat. Het was een fantastische dag in alle opzichten. Maandag ga ik in ieder geval de stad verder verkennen, want vanaf zaterdagmiddag tot maandagmorgen is de stad uitgestorven en kun je er dus niets doen.
In de haven leerde ik ook Doede kennen, kennelijk een Friese naam. Doede is notaris geweest, maar zijn dienstplicht had hij bij de marine verricht en dat schepte meteen een band. Hij nodigde me uit voor een borrel op zijn boot en we raakten al snel in een goed gesprek. Hij heeft eigenlijk een ideale formule voor het boordleven uitgevonden. Een aantal keren per jaar gaat hij naar zijn boot die al een tijdje in Santa Cruz op Tenerife ligt, en is daar dan met zijn vrouw of met vrienden die als bemanning mee willen varen, of gewoon alleen. Deze keer was zijn dochter op bezoek en Doede gaf aan dat je tot heel andere gesprekken met elkaar komt als je op een boot verblijft. Het maakt dan eigenlijk niet eens uit of je met de boot naar buiten gaat of in de haven ligt. Blijkbaar geeft het bootleven iets ontspannends, ook in de gesprekken. Ik kan het alleen maar met hem eens zijn, want zo ervaar ik het ook. Er is geen druk, en vaak gaat zelfs de horloge af en heeft men geen idee van de tijd. Hij heeft in het verleden veel langere reizen gemaakt en we hadden genoeg stof voor twee lange avonden.
Op de dag van vertrek – ik had mij voorgenomen om na een week weer verder te reizen – zag ik tot mijn grote ontsteltenis bij het wakker worden een kakkerlak zo groot als mijn grote teen op de deur van mijn slaapverblijf. Ik probeerde hem met een doek te pakken, maar toen ik buiten de doek opende was de kakkerlak verdwenen. Ik had hem dus niet te pakken gekregen en dat is een serieus probleem. Door de verhalen over kakkerlakplagen aan boord had ik al de etiketten van mijn blikvoorraden gehaald, en mijn schoenen buiten uit gedaan en laten staan. Met je schoenen kun je op een kakkerlak trappen en de eitjes mee naar binnen nemen en achter de etiketten kunnen ook eitjes zitten. Ik had al een spuitbus gekocht tegen kakkerlakken en Doede had mij gewezen op doosjes met gif die je aan boord kunt zetten. Iedereen in de warmere streken heeft die beestjes wel eens aan boord gehad, maar ik dus nog niet. Ik had de vorige dag die doosjes gekocht en heb de ochtend dat ik die grote kakkerlak ontdekte meteen de doosjes overal aan boord neergezet. Daar vang je echter alleen de kleine kakkerlakken mee, want zo’n grote past niet in het doosje. Zoals gezegd, een echt probleem, hoewel ik gehoord heb van schepen die massa’s kleine kakkerlakken aan boord hebben en ermee hebben leren leven. Ook had ik van een Duitser in Calheta gehoord dat hij ze had opgedaan in de Kanarische Eilanden en toen een contract met een bestrijder heeft afgesloten voor 200 euro. Die heeft toen een halfuurtje werk gehad, maar de kakkerlakken waren verdwenen en kwamen ook niet meer terug. De man had hem de garantie gegeven dat als hij klaar was er gegarandeerd de komende vier jaren geen kakkerlakken meer aan boord zouden komen. De Duitser vertelde mij dat als hij weer een kakkerlakkenplaag aan boord had, hij meteen de 200 euro zou betalen om ervan af te komen. Tevoren had hij namelijk ettelijke weken samen met zijn vrouw dagelijks kakkerlakken dood gemaakt, maar ze bleven komen.
Op donderdag 12 augustus vertrok ik dus met nog steeds die grote kakkerlak in mijn gedachten. Ik voer toen in een dag en een nacht de 100 zeemijlen naar Santa Cruz op het eiland La Palma. Ik was een halve dag onderweg en zat in de kuip. Ineens zag ik het monster langs de kajuitingang kruipen en heb hem meteen te pakken genomen. Met een tang heb ik hem daarna overboord gekieperd. Hij was dus toch in mijn slaapverblijf gebleven en probeerde dus nu weg te kruipen. Daarna heb ik geen kakkerlak meer gezien, maar het blijft oppassen geblazen.
Op het eiland La Palma moest het rustiger zijn en heel pittoresk. Ik kwam ’s morgens in de haven aan en die zag er bijzonder verzorgd uit. Ik had meteen contact met een Zwitsers stel, Anne Marie en Bernhard en later ook met mijn Engelse buren, Penny en Chris. De volgende dag heb ik mijn boordlicht voor gerepareerd. Het snoer en de fitting vertoonden al een tijdje storingen en omdat je vooral bij het binnenvaren in de haven met boordlichten en stoomlicht op de motor afhankelijk bent van o.a. dat licht werd het tijd dat er wat aan gedaan werd. Het bleek geen makkelijke reparatie te zijn want de hele fitting was door het zoute water aangetast en er braken onderdelen spontaan af. Gelukkig had ik nog twee fittingen en ik heb dus een nieuwe gemonteerd. Geeft altijd weer een goed gevoel als je zoiets hebt hersteld.
Op de eerste dag, de dag van aankomst, ben ik ’s avonds met mijn vier kennissen naar het plein voor de kerk gegaan en heb folkloristische zang en dans bewonderd. Er waren geweldige instrumentvirtuozen bij en prachtige stemmen. En het dansen werd uiteraard in folkloristische kledij uitgevoerd en was heel mooi om te zien. Zo beleef je toch meteen het een en ander. Na dat optreden was ik uitgenodigd om aan boord bij Penny en Chris te eten. Dat was dus om zo’n uur of elf ’s avonds, maar dat is voor Spanjaarden heel gewoon. We aten een soort Engelse stew dat prima in de snelkookpan was klaargemaakt. Ach, de snelkookpan, een must voor elke zeiler. Het komt meer dan eens voor dat we elkaars snelkookpannen vergelijken en aanprijzen.
In Santa Cruz Tenerife had Mike me nog gewaarschuwd om niet te vroeg te vertrekken naar de Kaapverdische Eilanden, want daar ontwikkelen de hurricanes zich vaak en trekken dan de oceaan over. Eind november, begin december gaat de ARC pas aan de oversteek naar het Caribisch gebied beginnen. Het zou dus verstandiger zijn om nog even wat langer op de Kanarische Eilanden te verblijven. Mijn kennissen zouden sowieso nog een aantal weken in Santa Crus La Palma blijven. Op het havenkantoor had ik gehoord dat een maand verblijf dertig procent korting op het liggeld zou opleveren en ik had afgesproken dat ik maandag zou laten weten of ik daarvoor in aanmerking wilde komen. Je moet dan namelijk vooruit betalen.
Om te beslissen of ik zolang wilde blijven heb ik op zaterdag de stad eens even goed bekeken en wat ik zag beviel me goed. Een hele lange winkelstraat met mooie pittoreske huisjes en straatstenen, soms kinderkopjes. Wel veel toeristische winkeltjes met allerlei prullaria, maar daarnaast alles wat je als liveaboard nodig hebt in een haven. Ik heb dus voor een maand liggeld betaald.
Chris probeerde mij, net als Sue Thatcher op Porto Santo, te interesseren voor het lidmaatschap van de Ocean Cruising Club. Het is een internationaal gezelschap zonder clubgebouw of zoiets, dat elkaar bijstaat en informeert over lange afstand reizen per zeilboot. In havens over de hele wereld zijn zgn. officieren van de OCC die je met raad en daad bijstaan tijdens je verblijf. Je kwalificeert je door 1000 zeemijlen, gemeten langs een rechte lijn, aan één stuk te varen, en je moet worden voorgedragen door een volwaardig lid. Sue Thatcher is een senior member, en Chris is sinds 2005 lid. Na lang aarzelen heb ik uiteindelijk besloten om lid te worden van de OCC en Chris draagt mij voor. Ik heb Sue Thatcher gemaild of ze mijn voordracht wil steunen. Ze heeft toen voor mij een email van die strekking naar het secretariaat gestuurd. Daar was ik best trots op. Nu is het afwachten of ik als lid wordt aangenomen, want dat wordt in hun eerstvolgende vergadering besproken.
Chris en Penny huurden een auto voor drie dagen en vroegen mij of ik daarin wilde meedoen. We hebben drie dagen lang over het eiland gereden en het was een van de beste ervaringen op deze reis. Vulkanen, observatoria, naaldwouden, lavavelden, bananenplantages, zwarte stranden, we hebben echt heel veel gezien. Men zegt dat La Palma het mooiste eiland is en dat het juist hier de moeite waard is om een auto te huren en het eiland te bekijken. Ik kan dat alleen maar bevestigen. Hier wordt overigens ook tabak geteeld en sigaren gemaakt. Toen we in een dorp waren waar dat zou plaatvinden heb ik een heel klein tabaksfabriekje bezocht. Daar kon je zien hoe de sigaren in elkaar worden gedraaid en vervolgens in de pers wordt gestopt. Ik zag in een vitrine nog een aantal mooie Franse pijpen, maar ik wist me te beheersen om er een te kopen. Ik ben al goed voorzien.
En dan probeer je tijdens zo’n maand binnenliggen een ritme op te pakken. Elke dag wel een klusje op de boot, maar ook een wandeling door de stad en het avondeten inkopen. Ze hebben hier trouwens een hele mooie kleine markthal met verse produkten. Terug in de haven is er dan altijd wel even een praatje met mijn kennissen. Ik mag ook graag een pijpje roken en dan een goed reisboek lezen. Op dit moment ben ik aan het lezen in “A Passion for the Sea” van Jimmy Cornell, een aanrader voor de zeiler. Toch leer je veel door deze reisverhalen te lezen. Veelal zijn het bekende ervaringen, maar er zit er altijd wel weer een nieuwe bij waar je in de toekomst iets aan kan hebben. En het is gewoon leuk als in het boek verteld wordt over havens waar je zelf ook bent geweest of trajecten die je ook zelf hebt afgelegd. Kortom, voordat je het weet is een dag al weer om. De reden dat ik af en toe een maand ergens blijf liggen is dat ik dan zo’n haven met zijn omgeving veel beter leer kennen. En ik woon op mijn boot, dus af en toe moet het ook gewoon een huiskamer zijn die zich op dat moment gewoon ergens in een haven bevindt. Dat geeft rust, en na zo’n binnen lig periode ben je weer helemaal klaar voor het verder reizen. Waar dat allemaal naartoe gaat, dat lees je in het volgende reisverslag. Voorlopig ben ik hier tot 13 september.
Groeten.
Henk Oosterwijk
a/b Sogno d’Oro