30 augustus 2011 (derde reis)

Geschreven door Henk Oosterwijk.
Datum: 30 augustus 2011.

Op vrijdag 5 augustus begon ik aan de lange tocht naar Darwin. Ik liet Laura in de haven achter, want die zou later vertrekken. We hadden afgesproken dat we via de SSB radio contact zouden houden. Ze zou me onderweg makkelijk inhalen en waarschijnlijk een week eerder in Darwin aankomen. Ik vertrok om 04.00 uur en er woei een harde wind. Ik hield rekening met 25 knopen volgens de gribfiles, maar eenmaal buiten de haven bleek er een hoge zee te staan met 35 knopen wind. Dat werd dus even doorbijten om van het eiland weg te komen. Je moet namelijk met een grote boog om Devils Point heen en die koers was aan de wind en tegen de golven in. Het leek veel op mijn vertrek uit Suva, behalve dat het nu nog wilder toeging. Maar de Sogno d’Oro sloeg er zich goed doorheen en bij het opkomen van de zon had ik er al een mooie afstand opzitten en kon ik meer voor de wind gaan varen. Ik zou proberen weer zoveel mogelijk mijlen te maken met die harde wind want op de gribfiles had ik gezien dat de wind later weer zou afnemen en er zelfs een halve dag lichte wind zou zijn. Overigens liep ik in de haven nog even aan de grond, zeg maar rustig op de rotsen. Het gebeurt elke trip, en dit is de derde grote reis, wel een keer. Het blijft een rotgeluid en je bent blij als je op eigen kracht weer los komt. Ik ben dan altijd blij dat ik een lange stevige kiel heb, die kan een stootje hebben. En altijd als ik terug ben in Nederland moet ik bij de kiel wat plamuren. Ik ben er niet trots op maar soms is het niet te voorkomen. In Nederland leggen we veel boeien, maar hier valt dat vaak erg tegen. En goede kaarten van de eilanden zijn er ook net altijd. Met name de electronische kaarten geven soms grote afwijkingen, en dat was in Port Vila dus ook het geval. Nou ja, het is weer eens gebeurd, de tweede maal deze trip want bij Fakarava ben ik ook op het koraal gelopen. Laten we hopen dat het bij die twee keer blijft op deze trip. Meestal schrijf ik er niet eens over omdat je je er toch altijd een beetje voor geneert als je vastloopt. Maar ik doe dat nu juist wel omdat ook ik, met mijn inmiddels jarenlange ervaring, dat nog af en toe beleef. Het overkomt een ieder, en ik heb Laura dus gewaarschuwd om voorzichtig te zijn bij het uitvaren.

Zaterdagavond toen het al donker was en ik met de genua bezig was zag ik iets vreemds aan het hekwerk hangen. Het bleek een grote vogel te zijn die met zijn kop achter het handvat van mijn kleine buitenboordmotor was blijven steken. Hoe hij daar gekomen is zal altijd wel een raadsel blijven. Mogelijk is hij tegen de wieken van mijn windgenerator aangevlogen en vervolgens naar beneden gevallen. Het woei zaterdag nog steeds erg hard en de windgenerator draaide op volle toeren. Pas de volgende ochtend toen het weer wat rustiger was heb ik de vogel kunnen verwijderen. Later op de zondag zag ik dat de bovenkant van de trommel van de rolfokinstallatie verdwenen was. Ik denk dat de boeg zo vaak onder water is gegaan in die hoge golven bij vertrek uit Port Vila dat het deksel er door de kracht van het water vanaf gegaan is. En zo krijgt de opvatting dat oceaanzeilen het maken van overtochten is met het streven naar zo min mogelijk schade extra betekenis. Schade of verlies zal er altijd zijn. Daar moet je maar aan wennen.

Zondag had ik nog steeds goede wind en na drie dagen had ik 380 zeemijlen afgelegd. De eerste dag waren dat 130, de tweede 129 en de derde 121 zeemijlen. De wind zou nu verder afnemen en er zou een korte periode volgen van lichte winden. Laura zou dus de eerste dagen minder voortgang maken en waarschijnlijk zouden we elkaar bij de Bligh Entrance van de Torres Strait weer tegenkomen. Ze had in de haven de onderkant van haar boot nog schoongemaakt, maar door het koudere water was daar niet veel aangroei.

Maandagochtend was de wind inderdaad aanzienlijk gaan liggen. Ik had nog slechts 10 tot 15 knopen, maar met de genua aan loef uitgeboomd maakte ik toch een mooie snelheid van 4 knopen. Bij inspectie van het dek zag ik dat het oog van een blok van de neerhouder was afgebroken. Dat is me nu al drie maal overkomen en het mag duidelijk zijn dat ze de blokken te licht construeren voor dit zware werk. Met een stukje touw had ik alles weer snel aan elkaar geknoopt en voorlopig koop ik geen nieuw blok maar doe het met dat touwtje. Is veel zekerder en je kunt bij breuk zo een nieuw stukje touw gebruiken om het weer aan elkaar te knopen. Dat is ook een reden waarom ik kleine eindjes touw bewaar. Ze komen later altijd wel eens van pas. Ik voer nu meer naar het noorden en de temperatuur werd overdag al weer wat aangenamer. Want hoe dichter je bij de evenaar bent, hoe warmer het wordt. Als we straks naar Zuid-Afrika varen en dus weer meer zuidelijk kan het daar best nog wel aan de koude kant zijn. Maar na een lange tijd op de Stille Zuidzee is alles onder de 25 graden Celcius aan de koude kant.

Vandaag realiseer ik me ook voor het eerst dat ik sinds april 2010 geen televisie meer gekeken heb. In de haven van Suva op Fiji heb ik op een groot scherm een rugbywedstrijd tussen Fiji en Nieuw-Zeeland gezien en op de Kaapverdische eilanden in een hotel een Footballwedstrijd. Dat is alles en ik mis het niet. Ik kwam tot die gedachte toen ik vanmorgen ineens op een frequentie van de SSB radio die ik normaliter gebruik voor de Wereldomroep Nederland ineens de Duitse Wereldomroep hoorde. Al heel lang kan ik de Nederlandse Wereldomroep niet meer ontvangen of ik moet om 02.00 uur ’s nachts mijn bed uit. Dat doe ik dus niet, want zoveel is het me nu ook weer niet waard. Nieuws uit Nederland heb ik al heel lang niet gehoord en ik zou niet weten wat er politiek of maatschappelijk in Nederland op dit moment speelt. Andere zaken zijn daarvoor in de plaats gekomen zoals het dagelijkse contact via de SSB radio met andere zeilers. Eigenlijk zou ik als ik in Nederland terug ben ook minder televisie moeten kijken, want het neemt veel tijd in beslag en het brengt je eigenlijk minder dan je verwacht. Actualiteitenprogramma’s zal ik wel weer gaan kijken omdat ik daar het meeste in geïnteresseerd ben. En een goede film kan ik ook waarderen. Maar al het andere brengt je in een sleur van kijken om het kijken. En ik heb gemerkt bij lange overtochten dat je dat niet nodig hebt om de tijd door te komen. Trouwens televisie op zee is onmogelijk of je zou een satelietontvanger moeten hebben met een schotel die alsmaar ronddraait met de sateliet en de beweging van het schip. Dat is volgens mij alleen bij grote cruiseschepen mogelijk, want die bewegen aanzienlijk minder.

Toen ik later op de maandag de papieren van de rolfokinstallatie erbij haalde en keek wat er nu werkelijk ontbrak bleken dat vijf dingen te zijn. De twee deksels onderop en de twee deksels bovenop, die je telkens als twee helften aan elkaar klikt, en de begeleider van het voorlijk. Je kent dat vast wel als zeiler, zo’n metalen U met twee balletjes aan het eind die op het voorlijk wordt geschoven en met elastiek of een touwtje vastzit aan de rolfokinstallatie. Die zorgt ervoor dat het voorlijk mooi strak langs de buis wordt geleid en vervolgens in de gleuf wordt getrokken. Nu kan water een boel laten verdwijnen, maar het lijkt hier wel of een zeiler bij mij geshopt heeft tijdens mijn verblijf in de haven van Port Vila. Dat zou de eerste keer zijn in de afgelopen zes jaren dat er iets van mijn boot gestolen is. Toen ik het anker ophaalde in Port Vila was het aardedonker, maar ik kan me aan de andere kant ook niet voorstellen dat ik een open trommel niet had gezien terwijl ik er met mijn neus bovenop zat. Laat ik er dus toch maar vanuit gaan dat het massieve water eerst het onderste deksel heeft gelicht, waarna het bovenste deksel door de druk van onderen er heel eenvoudig van af gaat. En misschien heb ik die geleider al wel eerder verloren. Geloof in het goede van de mens is vandaag de dag heel belangrijk, en vooral bij zeilers onderling. Maar ik was even verbaasd over zoveel verlies. Ik heb nu de trommel extra vast gezet en getest of het indraaien en uitdraaien goed verloopt zonder die afdekplaten. En gelukkig gaat dat allemaal goed. Trouwens als het mij in de toekomst toch nog problemen bezorgt, kun je deze trommel er zo vanaf halen zonder de voorstag los te maken en dan heb je de wedstrijduitvoering met twee gleuven en zonder rolfokinstallatie. Dan zou ik op het voordek moeten zijn om zeilen te wisselen en bij de mast om het zeil te hijsen of neer te laten. Ik kan dus in ieder geval blijven doorvaren en dat is onderweg toch wel belangrijk.

Aan alles komt een keer een eind, dus ook aan mijn boordaccu. Ik heb er drie, een startaccu van 80 Amp/u, een reserveaccu van 100 Amp/u en een boordaccu van 200 Amp/u. Die laatste is de duurste, want dat is een gelaccu en de andere twee zijn zogenaamde natte accu’s zoals je die ook wel in auto’s hebt. De gelaccu heeft het lang volgehouden en heeft gedurende zes jaren de stroomverzorging aan boord verzorgd. Ik mag dus niet klagen. Ik merkte dat hij minder opbracht en omdat er een goede monitor aan verbonden is kan ik volgen hoe hij zich laadt en ontlaadt. Hij is werkelijk aan zijn eind en het alarm dat hij te weinig stroom over heeft gaat nu regelmatig af. Dat betekent dat ik vaker moet bijladen. Zoiets kun je niet eeuwig blijven doen. Langzaam loopt de accu naar zijn einde toe. Gelukkig kan ik in Darwin vast wel een nieuwe kopen, want daar zijn genoeg watersportwinkels. En ik heb mijn reserveaccu nog die ik nu alleen voor mijn muziek gebruik. Als ik die in een noodgeval aansluit heb ik gewoon weer stroom. Maar omdat die slechts 100 Amp/u is moet ik dan ook vaker bijladen. Voordeel is dat die dan weer sneller opgeladen is dan een 200 Amp/u. Het is een technisch verhaal geworden, maar dan zijn jullie op de hoogte van de stroomvoorziening aan boord en kun je je voorstellen hoe belangrijk die accu’s zijn. Aan boord zijn water, stroom en brandstof de drie belangrijke zaken. Als daar iets mee aan de hand is dan heb je een echt probleem. Als je geen stroom zou hebben valt alles uit. Je hebt geen radar meer, maar ook geen marifoon of SSB radio, geen navigatieverlichting en geen navigatie-instrumenten. En zo zijn er nog veel meer zaken die dan niet meer werken. Maar goed, ik heb dus geen probleem omdat ik een reserveaccu heb en straks in een haven lig met voldoende mogelijkheid om een nieuwe accu te kopen. De wind is inmiddels gaan liggen, maar ik heb toch nog meer dan 70 zeemijlen kunnen afleggen. Gisterenavond had ik contact met Laura. Die was om 12.00 uit de haven vertrokken en tijdens ons contact 367 zeemijlen van mij verwijderd. Zij had nog wel goede wind maar merkte ook dat die begon af te nemen. Het afnemen van de wind hadden we ingecalculeerd. Laura wist dat zij bij het begin van haar tocht weinig wind zou hebben en ik wist dat ik na die heftige drie dagen minder wind zou hebben. Zoiets kun je vandaag de dag gewoon op de gribfiles zien. Maar alles is goed aan boord en ik heb goede zin. Ik verheug me op de Torres Strait omdat die volstrekt nieuw voor mij is en er zoveel over geschreven is. Het was altijd een heel gevaarlijke doorgang, maar tegenwoordig hebben ze er een goede vaarweg doorheen afgebakend. Daar is wel getij en omdat het getij van de Indische Oceaan een andere is dan die van de Stille Zuidzee gaat het er daar wat vreemd aan toe. En hoe dat uitpakt daar ben ik benieuwd naar.

Tijdens het contact op dinsdag met Laura bleek dat zij de motor had gestart toen bij haar de wind minder werd. Ze beschikt op de Guppy over voldoende brandstof om 1000 zeemijlen op de motor te varen. Met al mijn 20 liter jerrycans en de tank kom ik op hooguit 350 zeemijlen. Ik doe dan ook pas de motor aan als de windvaan of de elektronische stuurautomaat de boot niet meer kan besturen wegens zoveel gebrek aan wind dat er nauwelijks voortgang is. En op een tocht van 2400 zeemijlen kan het zelfs zijn dat ik me laat dobberen en wind afwacht. Je kunt het je niet veroorloven om zonder brandstof te komen te zitten. Die heb je namelijk ook nodig om de accu’s te laden. Ik heb het al eerder gezegd, tijdens een overtocht zijn aan boord water, stroom en brandstof belangrijk. Laura voer dus nu op de motor en ik maakte op de zeilen zo’n 0,5 tot 1,5 knopen. We hebben wel afgesproken dat we van onze ontmoeting op volle zee weer een feestje maken. Hopelijk is dat dus gedurende de dag en niet tijdens de nacht. Op het moment dat ik dit schrijf moet ik nog 1000 zeemijlen tot de Bligh Entrance van de Torres Strait en heb ik al 487 zeemijlen afgelegd vanaf Port Vila.

Op dinsdagavond viel de wind dus helemaal weg en moest ik de motor ook bijzetten. Dat heeft geduurd tot ’s nachts 03.00 uur, want toen was ik wakker om mijn positie op te nemen en was er weer wat wind. Ik neem standaard mijn positie op om 16.00 UTC, dat doe ik al vanaf 20 november 2005 en zo’n traditie houd je als marinejongen in stand. Er was dus wat wind en ik heb de motor uitgezet en maakte op de zeilen 2,5 knopen. Later kwam er nog meer wind bij en liep het op tot 12 knopen. Ik maakte toen een snelheid van 3,5 knopen. Tijdens het radiocontact met Laura in de ochtend – we hebben dat vier maal per dag – bleek dat zij hetzelfde had ervaren ook al lag ze nog 260 mijlen achter mij. Zij voer, zoals gebruikelijk – een knoop harder dan ik en als dat zo door ging zou het 10 dagen duren voordat ze mij passeerde. Nu denk ik dat ze met al die zeilen – het is per slot van rekening een tweemaster – me wel wat eerder zal passeren, maar voorlopig liepen we beiden een goede vaart. En de wind kwam mooi achterlijker dan dwars over bakboord binnen. Dat betekent dat je de zeilen aan één kant kunt laten en eens niet voor de wind vaart. Dat geeft een rustiger leven aan boord en af en toe is dat wel welkom. Het is fijn als je weer vaart met de zeilen maakt, want dan tikken de af te leggen mijlen geleidelijk weg. Dat is ook een deel van het dagelijkse leven aan boord, je bent er toch de hele dag mee bezig. En ik heb een paar dagen geleden mijn Walker sleeplog weer uitgezet (bij een sleeplog betekent dat dat je de propeller in het water laat) en zo kan ik dagelijks zien of ik nog stroom mee of tegen heb. Het kleine scheepslog in de romp is niet betrouwbaar wegens de aangroei op de huid en op het log. Zoals jullie al wel gemerkt zullen hebben zie ik deze overtocht als bestaande uit drie delen: de reis naar het begin van de Torres Strait, de Torres Strait zelf en vervolgens de reis naar Darwin. Op dit moment meet ik dus alleen de afstand tussen het begin van de Torres Strait en mijn huidige positie. Tegen het middaguur op woensdag heb ik nog 940 zeemijlen te gaan tot de Bligh Entrance.

Op de maandag had ik trouwens nog even een gevaarlijk karweitje te doen gehad. Het servoroer van de Ariës windvaanstuurinrichting was door de heftige zee de dagen daarvoor bijna uit zijn slot gekomen en stond al wat scheef naar achteren. Daar moest ik absoluut iets aan doen. Ik heb me met een lifeseizing vastgemaakt aan het hekwerk en ben via de zwemtrap achterop de zwemtrap gaan staan. Ik praat dan altijd hardop met mezelf om goed geconcentreerd te blijven en geen fouten te maken. Ik probeerde, terwijl de boot een snelheid maakte van 4 knopen het slot van het roer los te maken en het roer recht en goed in het slot te bewegen met mijn voet. Maar door de snelheid en het slingeren kon ik dat wel vergeten. Roestvrijstaal is glad in de handen, probeer het maar eens om er met je volle gewicht aan te hangen. En ik heb niet van die modieuze Musto zeilhandschoentjes. Ik ben weer aan boord gegaan en heb even nagedacht. Ik moest de snelheid uit het schip halen, dan kon ik met mijn zware bootsmanshaak het karwei vanuit het achterdek klaren. Vol onder zeil met de genua aan loef uitgeboomd heb ik toen de motor gestart en zoveel toeren achteruit ingesteld dat de boot nog net voortgang maakte. Toen lukte het om met de bootsmanshaak het slot te ontkoppelen, het servoroer terug in het slot werken en het slot weer te koppelen. Dat was een betere procedure dan overboord stappen en op de zwemtrap staan bij een slingerend schip. Dat was dus weer een les voor de toekomst. De zeilen naar beneden doen was geen optie, want dan slingert het schip nog veel meer en dan had ik met geen mogelijkheid het karwei kunnen klaren. Maar ik beveel geen van beide werkmethoden aan, aan andere zeilers als het niet absoluut nodig is. Nood breekt wetten. Meestal schrijf ik niet over deze halsbrekende toeren, omdat het dan zo’n stoer verhaal wordt en het thuisfront wordt er niet echt gelukkig van. Maar ik merk dat ik er in de loop van de jaren wat vrijer in ben geworden, in het erover schrijven dus. Tijdens mijn eerste reis naar de Middellandse Zee en de Azoren schreef een gerespecteerd lid van de Midgetclub, die over de nodige zeilervaring in een kleine Oostzeejol beschikt, mij eens of er nu niet af en toe eens iets mis ging. Ik schreef er toentertijd namelijk nog niet over. Ik heb hem toen een paar dingen verteld die nog net goed afgelopen zijn. Maar nu na zes jaren ben ik daar wat makkelijker in geworden. Het zijn nu eenmaal dingen die gebeuren en opgelost moeten worden. En  zo is het ook met de angst waar veel mensen naar vragen. Je bent veel te druk bezig om angstig te zijn op de momenten dat er iets gebeurt of moet gebeuren. Het is trouwens ook een reden waarom ik niemand bij me aan boord wil hebben. Ik weet niet hoe die persoon reageert en kan niet tegen angstige ogen aan boord. Het zou mij onrustig maken en ik zou niet goed in staat zijn om te doen wat er gedaan moet worden. Genoeg hierover voor dit moment, maar de klus was geklaard en daar ging het om.

Tijdens het radiocontact met Laura op woensdag bleek dat de afstand tussen ons gedurende de dag iets was toegenomen. Dat was nog niet eerder gebeurd. Ik had overdag nog goede wind om te zeilen en zij had de motor moeten bijzetten omdat de wind was weggevallen. Voordat ze de motor had bijgezet had ze maar heel weinig voortgang gemaakt. En zo slepen we ons langzaam naar de ingang van de Torres Strait. Ik heb haar er vandaag voor gewaarschuwd dat we goed uitgerust moeten zijn bij die ingang. Het is namelijk een behoorlijk eind door die straat en als solozeiler kun je niet even gaan slapen vanwege scheepsverkeer en de vele eilandjes en rotsen. Dat wordt nog een hele uitdaging. Dan nog even een huishoudelijk puntje. Ik heb mijn zippo aansteker weer in gebruik genomen sinds enkele maanden. Op een gegeven moment vervloog de benzine zo snel door de hoge buitentemperatuur dat ik hem na een dag al weer moest vullen. Dat was gekkenwerk dus ben ik daar maar mee opgehouden. Maar nu het wat koeler geworden is heb ik hem weer eens gevuld en bleek hij het na twee dagen ook nog te doen. Ben benieuwd hoe lang het gaat duren voordat ik hem weer moet bijvullen. Ik had trouwens niet verwacht dat er problemen met de zippo zouden ontstaan, want de zippo werd ook veel in de Tweede Wereldoorlog gebruikt en toen vochten de Amerikanen toch ook in tropisch gebied. Hoe het ook zij, ik heb zo mijn eigen bevindingen. Even voor alle duidelijkheid, ik gebruik de zippo voor het aansteken van mijn petroleum kookstel en als ik een pijpje opsteek. Dat laatste zal niet lang meer duren want ik ben aan mijn laatste blikje tabak begonnen. En sigaren heb ik al heel lang niet meer kunnen kopen. In Australië schijnt dat alles schreeuwend duur te zijn, dus voorlopig zal ik even zonder moeten doen.

Op donderdag 11 augustus vertelde Laura in het ochtend radiocontact dat haar stuurwiel speling vertoonde. Ze had haar vader al gecontact omdat die de boot technisch door en door kent. Het stuurwiel had nu niet alleen verticale speling maar ook horizontale. Dat hadden ze al eens eerder gehad en toen hebben ze dat kunnen verhelpen. Maar het was nu net alsof het wiel elk moment de besturing kon verliezen. Laura zou de achterkajuit leegmaken zodat ze bij de kabels naar het stuurwiel kon. Die zou ze dan kunnen ontkoppelen en overgaan op besturing met de helmstok. Gelukkig was de windvaanstuurinrichting gekoppeld aan de roeras en de elektronische stuurautomaat aan de windvaanstuurinrichting dus de automatische besturing bleef intact. En dat is een zegen voor de solozeiler want stel je toch eens voor dat je 24 uur per dag aan de helmstok moet zitten. Dat is op onze tocht ondoenlijk. Maar Laura was uiteraard ongerust over die enorme speling, want dat betekent waarschijnlijk toch een reparatie in de nabije toekomst en daar zit je niet op te wachten. Overigens vertelde ze ook dat ze de motor had moeten bijzetten omdat er bij haar geen wind was. Ik had alleen van 00.00 uur tot 04.00 uur de motor even bij gehad. ’s Morgens had ik een wind van 12 knopen en een snelheid van 4 knopen. Ze zei dat het een prachtige dag was, terwijl ik ’s nachts donkere wolken zag overtrekken en het ook ’s morgens zwaar bewolkt was. Zij had dus duidelijk ander weer. Toen we onze posities vergeleken bleek zij op 270 zeemijlen afstand te zitten en dat was 10 mijlen minder dan de vorige dag. Ik was blij met de wind die ik had en de voortgang die ik ermee maakte. Ik maakte me wel zorgen over de technische problemen die Laura had met het stuurwiel.

In ons radiocontact om 12.00 uur bleek ze de situatie al weer goed onder controle te hebben. De achterkajuit had ze zodanig opgeruimd dat ze bij de stuurkabels kon komen om die los te koppelen als dat nodig was en over te gaan op helmstokbesturing . En ze had uitgevonden waar het probleem van de speling vandaan kwam. Het bleek om een gescheurd plastic lager te gaan, wat ze voorlopig afgetaped had. Haar vader zou een nieuw lager mee kunnen nemen naar Darwin waar hij de boot klaarmaakt voor de overtocht naar Afrika. En Laura dacht dat het stuurwiel het wel zou houden tot aan Darwin. Ik heb haar ervan verzekerd dat als haar boot stuurloos zou worden ik haar boot met haar en mijn dieselvoorraad zou kunnen slepen naar een dichtstbijzijnde haven. Want 270 zeemijlen verschil tussen onze boten op een afstand van 2400 mijlen is te verwaarlozen. Als ik de boot omdraai en naar haar toe vaar dan zijn we na een paar dagen bij elkaar. En het is trouwens een belangrijke regel op zee, je bent verplicht om een schip in nood te helpen als je in de buurt bent. Zoals het er nu uitzag waren dergelijke maatregelen nog niet nodig. Maar het gaf haar wel een gerust gevoel dat er een andere boot in haar buurt was. Met de dag zou onze onderlinge afstand trouwens kleiner worden.

Touwtjes zijn belangrijk aan boord. Je kunt er veel improvisorisch mee repareren. Inmiddels heb ik er drie reparaties mee verricht. Want zojuist hoorde ik gerammel op het kajuitdak alsof er metaal vanaf de mast naar beneden in vele delen uiteen viel. En dat bleek ook zo te zijn. De bout en andere onderdelen die het lummelbeslag waarmee de giek aan de mast draaiend bevestigd is, was afgebroken en op het kajuitdak gevallen. Hoewel ik alle onderdelen kon redden kon ik er niets meer mee beginnen, immers de bout was afgebroken van de slede van het lummelbeslag. Dat betekent dat het lummelbeslag niet meer gefixeerd is in de groef van de mast en dat is niet goed. Ik zag zo’n dertig centimeter eronder een stopper in de groef zitten die met een bout vast zat. Die dacht ik even omhoog te brengen onder het lummelbeslag zodat hij in ieder geval niet meer naar beneden kon glijden als ik het zeil naar beneden haal. Maar die bout bleek in een schroefgat in de mastgleuf te zitten en ik zou dus een gat moeten boren onder het lummelbeslag en daarin schroefdraad tappen. De boot slingerde hevig vanwege met weinig wind voor de wind zeilen en kruiszeeën. Dat boren en schroefdraad tappen kon ik dus nu wel even vergeten. Ik heb een langere bout in de stopper gedraaid en een touwtje gespannen van het lummelbeslag naar die langere bout. Nu kon het lummelbeslag tijdens het zeilen in ieder geval niet meer omhoog glijden. Het leek dat door corrosie de slede van het lummelbeslag nog wel vast zat in de gleuf, maar met al die bewegingen mag je daar niet op rekenen. We zouden ook weer wat meer wind krijgen, morgenavond al twintig knopen. Ik kon met deze improvisorische reparatie in ieder geval gewoon doorzeilen en in Darwin als het zeil naar beneden moet dan zie ik wel verder. De boom zou sowieso nog aan de kraanlijn hangen en niet lager kunnen afzakken dan die stopper. Ik zei dat ik inmiddels drie reparaties met touw had verricht, dat is het blok van de neerhouder waarvan het oog afgebroken was, de mastvoet waar aan weerszijden een grote scheur in zit en die ik met touw strak heb omwikkeld tot boven aan toe, en nu dus het fixeren van het lummelbeslag. Ik weet dat dit weer eens een technisch verhaal is geworden, maar de zeilers onder jullie weten wel waar ik het over heb. Deze reparaties betekenen ook dat duidelijk wordt waar de zwakke plekken bij het afleggen van lange afstanden zitten: het lummelbeslag, de mastvoet en de neerhouder. Die zou ik altijd inspecteren als ik een grote overtocht zou maken. Met de verstaging heb ik nog geen problemen gehad, want daar gaat het ook vaak mis. Laten we hopen dat die goed blijft totdat ik weer thuis ben. Maar terug naar het begin: touwtjes zijn belangrijk aan boord.

Donderdagavond na zonsondergang zag ik een donkere vogel om mijn boot cirkelen. Ik hoopte maar dat hij niet in de windgenerator zou vliegen. Ik had de stroom hard nodig want mijn gelaccu was nu werkelijk aan zijn eind gekomen en moest regelmatig opgeladen worden. Hij landde op het blad van mijn windvaanstuurinrichting en daar moest ik hem natuurlijk wegsturen, want door zijn gewicht ging ik andere koersen sturen. Uiteindelijk landde hij op een buitenboordmotor en bleef daar een tijd zitten. Toen ik om 04.00 uur mijn positie in het scheepsjournaal schreef was hij al weer vertrokken. Voor zover ik dat in het donker kon zien had hij op de buitenboordmotor geen puinhoop achtergelaten. Een nette vogel dus. Toen ik het journaal inschreef was ik precies een week dagen onderweg. En het gaat goed. Gisterenavond bleek dat Laura die hele dag slechts 5 zeemijlen op mij had ingehaald. En dan nog even over de tijdzones. In Port Vila zaten we in UTC+11 en inmiddels is dat UTC+10. In Darwin zitten we in UTC+8 en in Zuid-Afrika zal dat UTC+2 zijn. Even ter vergelijking, jullie zitten in UTC+1 en ik kom dus wat de tijdzones betreft snel dichter in de buurt.

Op vrijdagochtend 12 augustus had ik goede wind. De vorige dag had ik al de hele tijd zware zwarte wolken om me heen waar ook wel wat wind uit kwam, maar nu had ik echt goede wind. Later op de dag moest dat nog wat meer worden volgens de gribfiles. Uit het contact van de vorige dag met Laura bleek dat zij het met wat minder wind moest stellen. In ons radiocontact om 20.00 uur bleek dat ook zij eindelijk goede wind had. Ze had een paar megasqualls over gekregen en daaruit kwam 20 knopen wind. Ons afstandsverschil was op dat moment 276 zeemijlen. Ik was die dag dus weer op haar uitgelopen. Uit het contact dat zij met haar vader had gehad over het weer bleek dat zij juist in het enige windstille gebied zat op ons traject naar de Torres Strait. Soms heb je daarmee gewoon pech en ditmaal had het Laura getroffen. Ik had hele goede wind bij heldere hemel en dat beloofde veel voor het verdere verloop van de tocht. Want na ons radiocontact kreeg ik zelfs nog meer wind en de boot deed 5 knopen en meer. Ik was trots op mijn Sogno d’Oro, ze mag dan klein zijn met weinig zeil, maar dat doet ze dan toch maar als de omstandigheden ernaar zijn. Het gangboord zeilde ik nog niet onder water dus voorlopig hield ik de genua vol op. Het is een geweldig gevoel als de boot zo door het water speert. Ook binnen in de kajuit hoor je die snelheid door het water goed, zelfs met de orgelwerken van Bach op de achtergrond. Want die dag heb ik veel muziek gedraaid, en deze muziek paste bij de situatie.

Vrijdagavond om 23.00 uur dacht ik dat ik een booreiland precies op mijn koerslijn zag. Ik zag hem toen hij op 10 mijlen afstand was, maar toen ik dichterbij kwam en ik via de marifoon werd omgeroepen bleek het een hele grote tanker te zijn. Ze vroegen of ik er ruim omheen wilde gaan want zij waren driftend. Dat betekent dat ze geen voorwaartse snelheid met de motor maken en gewoon daar ronddrijven. Toen ik hem passeerde heb ik de positie opgeschreven en de volgende ochtend aan Laura doorgegeven. Je weet maar niet of Laura hem nog tegen komt. Dat ligt helemaal aan de windrichting en of die tanker weer gaat varen. Diezelfde nacht zag ik overigens ook weer een donkere vogel op mijn buitenboordmotor zitten. ’s Morgens was hij weer vertrokken. Of het dezelfde was, kan ik niet zeggen. Daarvoor was het te donker. Op zaterdagochtend was de onderlinge afstand tussen Laura en mij 260 zeemijlen. Ze had weer iets ingehaald, maar nog steeds niet noemenswaardig. Zij liep 6 tot 7 knopen bij een goede wind en ik liep 5 tot 6 knopen. Maar zaterdagavond had ze 26 zeemijlen op mij ingelopen omdat ik 5 knopen deed en zij 7.

Zaterdag laat in de avond kreeg ik weer een grote tanker precies op mijn koerslijn. Het leek alsof ook deze tanker maar wat ronddreef. Er was geen contact via de marifoon en ik ben met een boog om hem heen gevaren. Verder verliep de nacht rustig. Op zondag 14 augustus had ik voor het eerst weer eens vliegende visjes op het dek liggen. Zaterdag had ik twee kleine inktvisjes verwijderd. En zondagochtend had ik radiocontact met de boot Juliana 2 die ik kende van het Reef Runners Net. Dat net bleek nog steeds op de gebruikelijke tijd in de lucht te zijn en ik zou de volgende dagen weer eens proberen om via het Reef Runners Net contact te maken. Tijdens het radiocontact op zondagochtend bleek dat Laura gedurende de nacht 7 knopen had kunnen blijven lopen en ze was 24 mijlen op me ingelopen. De onderlinge afstand was nu nog 200 zeemijlen. Als ze deze snelheid zou kunnen houden dan zou ze me een dag voor aankomst bij de ingang van de Torres Strait inhalen want ik moest nu nog 500 zeemijlen tot dat punt. Zondagavond bleek tijdens ons radiocontact dat de onderlinge afstand nog 178 mijlen was. Ze liep dus nog steeds 2 knopen harder dan ik en dat is ook niet verwonderlijk met deze goede wind. Ik ging de nacht in en hoopte dat er deze keer geen driftende tanker op mijn route zou zijn. Het was wat onrustig want er stonden hoge en onregelmatige golven.

Op maandagochtend bleek tijdens het radiocontact dat Laura en ik nog 165 mijlen van elkaar verwijderd waren. Ik had gedurende de nacht drie tankers ontmoet die weinig snelheid liepen. Het werd drukker. Tijdens het radiocontact heb ik met Laura overlegd of we niet een kortere route moesten kiezen door binnen het Barrier Reef te gaan varen. We zouden daarmee een afstand van 270 zeemijlen besparen, dacht ik. Maar toen Laura de gehele nieuwe route berekende bleek het verschil maar 10 zeemijlen te zijn. Eerst dacht ik dat zij een fout in de berekening had gemaakt, maar toen ik er nog eens goed over nadacht en het probeerde te visualiseren kon het toch wel waar zijn. De afstand tot de doorgang in dat Barrier Reef was net zo ver van ons verwijderd als de Bligh Entrance van de Torres Strait. En vervolgens ging de route vanaf de Bligh Entrance net zoveel naar het zuidwesten als de route vanaf de doorgang in het Barrier Reef naar het noordwesten ging, waar ze elkaar tegenkwamen. Het maakte helemaal niets uit. Maandagavond waren we nog 150 mijlen van elkaar verwijderd.

Toen ik dinsdagochtend mijn positie opnam bleek dat ik een dagafstand van 134 zeemijlen had afgelegd. Het record voor mijn boot is tot nu toe 136 zeemijlen en daar zat ik dicht tegenaan. Laura zou er nog een harde dobber aan hebben om mij voor de Bligh Entrance in te halen. We deden geen wedstrijd, maar het is toch leuk om te kijken hoe onze boten presteren bij goede wind. Maar diezelfde ochtend bleek de onderlinge afstand nog 125 zeemijlen te zijn en dat betekende dat ook Laura een prima dag had gehad. Ze had 2 knopen harder gevaren dan ik. We konden beiden trots op onze boten zijn en beter kun je niet hebben. ’s Avonds bleek de onderlinge afstand nog 101 zeemijlen te zijn. Laura voer onder bezaanzeil, grootzeil en genua. Die avond hebben we er nog over gesproken dat we een uitputtingsslag tegemoet gaan want zodra we in de shipping lane zijn en door de Torres Strait varen zullen we niet kunnen slapen.

Woensdagnacht vloog een grote vogel tot tweemaal toe tegen mijn windgenerator. Dat gaf uiteraard een enorme klap. De eerste keer vloog hij weg en dacht ik dat hij zijn les wel geleerd had. Maar toen ik weer terug ging in de kajuit hoorde ik hem weer aankomen. Hij bleef maar om de boot cirkelen en uiteindelijk vloog hij weer tegen de hard draaiende windgenerator. Daarna is hij gelukkig niet meer terug geweest. Als dat wel zo was geweest dan had ik de windgenerator uitgezet. Gedurende de woensdag kwam Laura weer dichterbij, ’s morgens was dat zo’n 75 en ’s avonds 50 zeemijlen. Het was nu duidelijk dat donderdag een bijzondere dag zou worden, want dan bereikte ik de shippinglane en zou ik Laura op volle zee voorbij zien varen.

Uiteindelijk was het vrijdagochtend om 04.00 uur plaatselijke tijd dat Laura mij inhaalde in de shippinglane naar Bligh Entrance. Vervolgens hebben we later op de vrijdag en de hele zaterdag in de Torres Strait gevaren. Er werd niet tot nauwelijks geslapen. Ik heb zelf een paar korte dutjes gedaan op rustige stukken zonder al te veel obstakels. Toen ik zaterdagavond via de Prince of Wales Channel de Torres Strait uit voer, lag Laura 50 mijlen voor mij. Ze had tijdens de vaart door de Torres Strait een scheur van 3 meter in haar genua opgelopen. Maar contact met het thuisfront wees uit dat de sponsor van de zeilen nieuwe zeilen zou leveren. Haar vader zou die dan meenemen naar Darwin. De tocht door de Torres Strait was vermoeiend geweest, maar ook heel bevredigend. De hele passage had ik minstens 20 knopen wind en de voortgang was dus prima geweest. Van stromingen heb ik geen last gehad en van het getij heb ik weinig gemerkt.

Zondagavond om 20.00 uur plaatselijke tijd dacht ik bliksem te zien. Dat bleken de knipperlichten te zijn van een Australisch vliegtuig van Customs and Immigration. Ze riepen me op bij mijn positie en vervolgens vroegen ze details over mijn boot en de bestemming. Ik werd ervoor gewaarschuwd dat ik bij aankomst met geen andere boot contact mocht hebben of de wal mocht opgaan voordat ik zou zijn ingeklaard. Ze waren professioneel en vriendelijk. Ik heb dit nog nooit eerder meegemaakt, maar weet dat de Australische autoriteiten het inklaren van plezierjachten heel serieus nemen. Dat belooft nog wat bij aankomst in Darwin. Gelukkig heb ik onderweg genoeg ervaring opgedaan met papierbeluste autoriteiten op de Pacifische eilanden. Overigens voer ik tijdens die ontmoeting op de motor aangezien ’s middags bij mij de wind was teruggelopen tot onder de 8 knopen. Uit ons radiocontact bleek dat er bij Laura nog gewoon goede wind stond. De gribfiles toonden in mijn buurt helemaal geen lichte wind, maar ook gribfiles zijn niet altijd te vertrouwen als het om plaatselijke omstandigheden gaat.

Dagelijks komt er nu wel een vliegtuig van de Customs and Immigration over en soms nemen ze contact met me op om nog iets te vragen. De radardetector gaat dan heel vreemd doen, alle lichten springen ineens aan omdat dat vliegtuig natuurlijk een enorme snelheid heeft en er plotseling is. Ik ben er nu al aan gewend en weet precies wanneer er een schip aankomt of een vliegtuig. De woensdagnacht wordt een bijzondere nacht voor Laura en mij wat het weer betreft. Wind van 25 tot 30 knopen en huizenhoge golven die nog breken ook. De volgende ochtend tijdens het radiocontact blijkt dat Laura nog steeds hele hoge golven heeft en veel wind, bij mij is het dan inmiddels al rustiger geworden. Laura  is bijna bij de ingang van de Van Diemen Gulf en daar staat een enorme stroming. De 110 mijlen die we dan nog moeten afleggen naar Darwin ligt vol zandbanken en er is een getijverschil van wel 7 meter. Het komt voor dat je van onze kant de Van Diemen Gulf niet kunt invaren omdat de golven dat onmogelijk maken. Ik heb aan Laura precies aangegeven wanneer het beste tijdstip zou zijn om daar te passeren en via radiocontact zal ik haar steeds vertellen hoe de stroming daar staat. Ik heb namelijk een computerprogramma van de British Admiralty dat voor de hele wereld die gegevens kan produceren. En dat komt nu heel goed van pas.

Laura kwam donderdagmiddag in Darwin aan een gaf mij een goed verslag van haar binnenkomst. Ook waar je naartoe moet gaan voor de douane. Ik zat toen zelf nog 80 zeemijlen af van de ingang van Van Diemen Gulf en probeerde mijn aankomsttijd daar in verband met het getij zo goed mogelijk te plannen. Daarvoor zou ik zelfs zeil wegnemen of de motor starten als dat nodig was. Als je op het juiste moment bij die ingang bent, wordt je door de stroming zo naar binnen getrokken. Het is net als op de Waddenzee, een goede planning ten aanzien van het getij verdient zich dubbel en dwars terug. Ik had nog steeds elke dag mooie zon, maar ’s nachts kon het al behoorlijk koud worden en af en toe deed ik zelfs de kachel aan. Dat was dan vooral tussen 04.00 uur en 08.00 uur in de ochtend. En ik merkte dat mijn koelkast veel minder vaak aansloeg. In de tropische hitte verbruikte hij stroom bij het leven maar nu was dat al weer teruggebracht naar normalere proporties. En dat is dan weer een voordeel van wat koudere temperatuur van zowel lucht als zeewater.

Ik ben de vrijdag heel rustig de Van Diemen Gulf ingevaren. Ik was er op het juiste moment en de wind was wat gaan liggen. Toen ik voorbij de ingang was viel de wind helemaal weg en heb ik de hele nacht en de ochtend totaan Darwin op de motor moeten varen. Ik kwam bij Darwin haven net na zonsopkomst en toen ik de douane opriep op kanaal 16 gaven ze geen antwoord. De havendienst zou na 08.00 uur voor mij nog een keer naar de douane bellen. Toen lukte het wel en de afspraak was dat ik om 09.30 uur bij een steiger moest zijn om in te klaren. De quarantaine functionaris zou ook daar naartoe komen. Quarantaine is in Australië een serieuze zaak, dat zou nog blijken. Met de douane ging alle vlot en zakelijk. Er werden ook wel grapjes gemaakt, ze waren in een goede stemming. Het was een prachtige zonnige dag en dat zal ook wel helpen. Er werd nog even een rondje in mijn boot gemaakt en wat papieren ingevuld, en dat was het dan. Toen de quarantaine juffrouw arriveerde begon ze meteen te vertellen dat haar bezoek geld ging kosten. En omdat het in het weekend gebeurde zou ik extra moeten betalen. De normale prijs bleek 330 dollar te zijn, maar ik moest in totaal 618 dollar betalen. Ik viel zowat uit de kuip van de schrik, maar toen realiseerde ik me dat ik er niets tegen kon doen. En die juffrouw kon het ook niet helpen. Ze was blij dat ik niet helemaal uit mijn dak ging, want dat had ze ook al wel meegemaakt. Ik heb met mijn creditcard betaald en probeerde het zo snel mogelijk te vergeten. Maar er zijn momenten dat het geld wel heel gemakkelijk uit je portemonnaie verdwijnt. Het werd een heel serieus onderzoek en zelfs de antifouling kwam onder de loep. Omdat ik gooseneck barnacles op de waterlijn had dacht ze nog even dat er een expert bij moest komen. Maar uiteindelijk vond ze in haar instructies dat het weliswaar een serieus probleem is, maar niet zodanig dat er maatregelen genomen moesten worden. Daar zat ik net een fase onder. Gelukkig maar. De houten betimmering in de boot werd ook aan een grondig onderzoek onderworpen want daar kunnen beestjes (termieten) inzitten. En zo duurde het onderzoek toch zeker een uur. Toen dat klaar was heb ik met een brandslang op de steiger nog snel even water getankt en daarna ben ik Laura gaan opzoeken in Fannie Bay op de ankerplaats. Ik vond haar en heb naast haar geankerd. Met de dinghy ben ik naar de zeilclub gegaan en heb daar een heerlijk biertje gedronken. Ik kwam Laura tegen en heb met een stel vrienden van haar nog even gezeten. Maar toen ik 48 uren achtereen in touw was zonder slaap heb ik besloten om terug te gaan naar de boot en maar eens een goede nacht door te slapen. De komende dagen zal ik Darwin verkennen. Ik heb besloten om na Darwin toch korte stops in te lassen op de weg naar Darwin, in Cocos Keeling en Mauritius (of Reunion). Maar daarover vertel ik een volgende keer.


Laat een reactie achter