30 maart 2008 (tweede reis)

Geschreven door Henk Oosterwijk.
Datum: 30 maart 2008.

Negen maanden heb ik met de boot in Nederland gelegen, van eind juni 2007 tot eind maart 2008. Eigenlijk zou ik alleen overwinteren, maar ik kwam wat eerder van de Azoren terug. De winter heb ik doorgebracht met biljartcompetitie als lid van het caféteam v/d Diepstraten in Drimmelen, voorbereidingen voor de komende tocht van twee jaren en af en toe een tocht door en rondom de Biesbosch. Wat de voorbereidingen betreft, heb ik een nieuwe buiskap en een Taylor petroleumkachel gekocht. De Eberspächer dieselkachel, stuurautomaat en de buitenaansluiting van de marifoon zijn gerepareerd. De petroleumkachel met schoorsteen heb ik ingebouwd om voor het hoge noorden een meer permanente verwarming te hebben. Daarnaast is een back-up gewenst voor als een kachel de geest geeft en gerepareerd moet worden. Maar nu ben ik weer op weg, naar het verre Finland en het uiterste noorden van de Oostzee.

Na afscheid genomen te hebben van mijn kinderen ben ik op zondagavond 30 maart om 22.30 uur op radar de Biesbosch ingevaren als oefening op de komende tocht. Afgemeerd diep in de Biesbosch ben ik de volgende ochtend in alle vroegte door de Biesboschsluis verder gegaan en bij Hoek van Holland de zee op. Het was een prachtige dag met een zee zo glad als een spiegel. Dat betekent dus ook dat er geen wind stond en je het zeilen kon vergeten. Ik bereikte zoals gepland IJmuiden en ging de volgende dag op pad naar Texel. Onderweg werd het al in de ochtend windkracht 5, dat ging naar 6 en uiteindelijk stond er een windkracht 7. Natuurlijk op dat moment ruime waarschuwingen op kanaal 16 van de marifoon, maar vóór die tijd niets gehoord. Oudeschild op Texel binnengelopen, schade gerepareerd en daar twee dagen gebleven. Toen ik na die twee dagen probeerde om over het wad naar Vlieland te varen, moest ik door de harde noordelijke wind uitwijken naar het zuiden en ben ik uiteindelijk door de Lorentzsluizen het IJsselmeer opgegaan. Meteen bakboorduit lag Makkum en ook daar ben ik twee dagen blijven liggen. In Makkum waren ze druk bezig om het dorp op te knappen i.v.m. het bezoek van H.M. de Koningin op 30 april. Maar uiteindelijk ben ik weer naar buiten gegaan en heb twee dagen in de haven van Nes op Ameland gelegen. Een aangenaam bezoek in zo’n klein haventje met een mooi dorpje vlakbij.

Toen heb ik de sprong genomen naar de Duitse waddeneilanden. Onderweg bij de monding van de Eems zag ik over bakboord een paar mijlen van mijn boot een waterhoos, een tornado op zee. Dat was de eerste keer dat ik er eentje zag en ik heb er dan ook een foto van gemaakt. Imposant zo’n slurf en dat hoog opgezogen water. Als je daarin terechtkomt kun je Apeldoorn bellen vanuit het ziekenhuis als je geluk hebt. Het heeft geen enkele zin, maar je geeft toch wat meer gas om uit dat gebied te geraken. ’s Morgens om 03.00 uur kwam ik aan in de haven van Norderney. Het derde grote Duitse waddeneiland vanuit het westen gezien. De havenmeester belde de Deutsche Wetter Dienst op Norderney en vroeg of ze geïnteresseerd waren in mijn ervaring met die waterhoos. Dat waren ze en ik ben dus op de vouwfiets naar hun weerstation gereden en heb hun de foto laten zien. Machtig interessant, zo’n bezoek aan de DWD en één van de weermannen, Frank, was een zeiler en erg geïnteresseerd in mijn plannen. Hij kon me nog wat tips geven voor de Duitse wadden en dat ik vooral mijn diesel op Helgoland moest bunkeren want daar was die 40 eurocent per liter goedkoper. Norderney zelf heeft twee gezichten. De stad is een luxe kuuroord met autoparkeerterrein buiten de stad en exclusieve winkels in de stad. Buiten de stad is nog prachtige natuur en daar heb ik op de vouwfiets van genoten. Vervolgens ging de tocht naar Spiekeroog. Dat eiland wordt wel vergeleken met Schiermonnikoog. Geen auto’s, maar ook geen luxe winkels. Alles erg dorps en eenvoudig. Wel heel mooie huisjes en een oude houten kerk met modelschepen erin opgehangen en fantastische glas in lood ramen. Ik heb daar een rondleiding gekregen van de plaatselijke dominee. Op Spiekeroog leerde ik bij binnenkomst al de enige douanebeambte kennen die ze daar hebben. Verenigingsleden waren de steigers voor het nieuwe vaarseizoen aan het opbouwen en hij was een van die verenigingsleden. Een fervent lange afstand zeilen en het contact was snel gemaakt. Ik ben bij hem thuis geweest en hij heeft mij aan de hand van zeekaarten laten zien waar ik allemaal op de Oostzee naar toe zou moeten gaan. Na Spiekeroog ben ik naar Helgoland gegaan. Daar mag je zelfs niet fietsen. Je ziet er kinderen op een autoped en dat is alles. De ambtenaren van de gemeente hebben voor hun werkzaamheden elektrische karretjes met laadbak. En verder heb ik op Helgoland natuurlijk ruim diesel gebunkerd. Officieel mag je alleen je scheepstank vol hebben, maar het is witte diesel en je kunt je jerrycans er dus rustig mee vullen. Geen mens kan zien waar het vandaan komt. Het was stralend weer toen ik de Duitse waddeneilanden en Helgoland aandeed. Veel zon en dus warmte.

Vanaf Helgoland ging de tocht naar de ingang van het Limfjord, helemaal bovenin Jutland. Ik wilde namelijk niet door het Kielerkanaal, want dat leek me nu niet echt avontuurlijk. Dan maar eerst naar het noorden om vervolgens langs de Kleine Belt weer naar het zuiden af te zakken. Ik heb toch alle tijd van de wereld. Als je een vakantiereis maakt, dan liggen de zaken natuurlijk heel anders. Dan moet je korte routes kiezen om zo snel mogelijk in je vaargebied te komen. De tocht naar Thyboron was lang en ik had op het laatst wind tegen. In het begin kon ik nog flink zeilen, maar later kon ik dat wel vergeten. Een dag en een nacht heb ik gevaren en toen was ik er. Aan Thyboron is niet veel te zien. Het is een uitgestorven vissersplaatsje met nauwelijks een kern. In de pilot staat ook dat je beter meteen door kunt varen naar Lemvig, maar ik was moe en aan wat rust toe. Havengeld heb ik daar niet betaald, want de havenmeester was ver te zoeken. De volgende dag meteen door naar Lemvig. Het was prachtig weer, alleen een beetje weinig wind. Maar omdat de afstand kort was en ik alle tijd had heb ik toch nog lekker gezeild. Onderweg zag ik hele groepen zeehonden op de zandplaten liggen. Heb ik toch even een foto van gemaakt. Ik had ze ook wel op de Nederlandse wadden gezien, maar daar kun je er niet dicht bij komen en hier lagen ze langs de vaargeul. Het blijven guitige beestjes met die grote ogen en ranke lichamen. Lemvig is een bezoek meer dan waard. Ik lag in de oude vissershaven en had meteen veel bekijks. Je moet weten dat ik de windgenerator achter op het schip heb staan, maar ook een voorop. Normaliter gebruik ik die alleen bij het ankeren, maar ik heb hem deze tocht er op laten staan. Geeft lekker veel stroom en dan hoef je daar de motor niet voor te gebruiken onderweg. Bij aankomst werd ik geholpen door een Deen. Die zat even later in de kuip en met een glas limonade en wat salami werd het al snel gezellig. Ik pakte de accordeon en de trekzak en samen hebben we wat muziek gemaakt. Er was een grote groep motorrijders bij de haven en die vonden het ook wel gezellig dat wij wat speelden. Nadat de Deen was weggegaan stond er een zware jongen met hoofdband met doodskoppen bij mijn boot. Het was een Nederlander uit IJmuiden, Maarten geheten, en hij was behoorlijk in de olie. Later zou ik horen dat de zondagavond altijd zijn stapavond is. Dan gaat hij een paar kroegen in Lemvig bezoeken. Hij zag er ruig uit, en ik moest de volgende dag maar een kop koffie komen halen. Hij woonde op een oude sleepboot in de volgende havenkom. De volgende dag dus naar Maarten, maar van een oude sleepboot was geen sprake. De boot was wel oud en had een lange geschiedenis, maar Maarten had hem goed verzord en helemaal verbouwd. Ook van binnen had hij het goed voor elkaar. Maarten bleek een jofele vent te zijn van achter in de vijftig. Jarenlang visser geweest in Thyboron en met een Deense getrouwd geweest. We hebben een paar dagen met elkaar opgetrokken. Toen ik de laatste dag eten had gekookt en na afloop de accordeon en trekzak voor de dag haalde rende Maarten naar zijn schip om een fototoestel te halen. Dit vond hij prachtig. Ik kreeg een fles in een zak en die mocht ik pas openmaken als ik uit Lemvig vertrokken was. Het was een fles rode wijn met een handgeschreven briefje erbij. Hij had ons samenzijn ook bijzonder gewaardeerd en dat in geheel eigen stijl opgeschreven. Dat zijn briefjes die ik bewaar. Vanuit Lemvig ging het naar een ankerbaai, Harre Vig. Een prachtige baai met glooiende heuvels met prachtige huisjes erop. Daarna kwam ik terecht in Gjol. Als ik in dit verslag een o schrijf, moet je er maar een streepje doorheen denken als het Deens is. Mijn laptop heb ik in Horta op de Azoren gekocht en het is dus een Portugese. Om dan die o met een streepje erdoor te vinden moet je de hele trucendoos opentrekken en dat is het me niet waard. Gjol lag nog uit te rusten van de winter, maar in de ochtend kwam de havenmeester toch even 120 kronen beuren. En dat is flink aan de prijs voor een haven zonder veel faciliteiten. Zeven en een halve kroon is oneveer een euro, dus reken maar uit voor een bootje van acht meter. Maar niet geklaagd, ook Gjol was weer een bijzondere belevenis. Heel dorps en voor het enige supermarktje waar ze ook broodjes verkopen moest ik zo’n twee kilometer lopen. Het weer was langzamerhand kouder geworden en het was wat mistig. Toen ik in Aalborg aankwam regende het en ik zou merken dat er een groot verschil is op dit moment tussen het weer aan de westkant van het Limfjord en aan de oostkant. De oostkust van Denemarken zou zonniger zijn, maar ook daar ’s morgens mist. In Aalborg werd ik door verenigingsleden van de plaatselijke watersportvereniging welkom geheten. Het seizoen was nog niet begonnen en ik kon daar dus gratis liggen. Een watersportwinkel stond aan de haven en daar heb ik mijn gastenvlagen voor Litouwen en Letland kunnen kopen. Die dacht ik toch onderweg te kunnen oppakken. Vanuit Aalborg ben ik zeilend naar Hals gegaan, dat ligt bij de uitgang van het Limfjord aan de oostkant. Hier had ik gratis internet via een hotspot. In Denemarken kom je nogal eens een hotspot tegen, maar dan moet je een abonnement of een voucher kopen. Hier niet, hier kon je gewoon inloggen en bijvoorbeeld via Skype bellen. Het liggen was gratis, want ook hier begon het seizoen pas op 1 mei. Ik heb daar vier dagen gelegen en beter weer afgewacht.

Toen ik daar ’s nachts vertrok voor mijn tocht naar het zuiden, werd ik bijna overvaren in de vaargeul door een kanjer van en vrachtschip. Ik voer keurig in de lichtenlijn en die ging over in een andere lichtenlijn. Ineens zie ik mijn lichtenlijn van achteren niet meer. Wel zag ik een silhouet van een schip dat eruit zag als een groot oorlogsschip. En die voer recht op me af. Ik zat al netjes aan stuurboordzijde van de vaargeul, maar ik ben meteen nog verder uitgeweken naar de stuurboord boeienlijn. Hij bleek niet van plan te zijn ook maar enigszins uit te wijken. Hij had een snelheid van wel 20 knopen. Ik vaar zelf zo’n 5 knopen, dus dan kun je je voorstellen dat het snel op je afkomt. Op het laatste moment, toen ik de boeggolf van dat schip al hoorde, gooide hij een grote schijnwerper aan en zette me vol in het licht. Daarna veranderde hij koers en gaf me wat meer ruimte. Normaliter heb ik een schijnwerper in de kuip die ik op mijn zeil kan richten zodat een groot schip me kan zien. Dat is een beproefde methode, maar deze keer had ik daar niet aan gedacht. En als zo’n schip zo dichtbij is, dan ga je niet even de kajuit in om de schijnwerper te pakken. Het is trouwens niet de eerste keer dat een groot schip het op mij gemunt heeft, dat overkwam me ook al een keer ver uit de kust van Portugal. Toch wen je er niet aan en dat is maar goed ook, want het moet een uitzondering blijven.

Na een nacht en een dag zeilen kwam ik aan in Ebeltoft. Dat is een schilderachtig plaatsje waarover in de pilot staat dat de oude blokhuisjes typerend voor Denemarken zijn. Als je in Ebeltoft geweest bent, wordt gezegd dat je op dat gebied het mooiste van Denemarken hebt gezien. En dat is waarschijnlijk ook zo. Het is zo mooi dat ik heel veel foto’s heb gemaakt. Dat heb ik ’s morgens vroeg gedaan, vlak voor mijn vertrek. Lege straten dus, maar geweldig mooie plaatjes. De haven zelf was nog aan het ontwaken uit het winterseizoen. Masten erop zetten en de boten weer wat schoonmaken.

En dan het eiland Tuno. Geen auto’s, kraampjes met groenten langs de weg waar je gewoon geld in een doosje doet en de koopwaar meeneemt en een zalige rust. Bij de haven meerdere barbecueplaatsen waar de mensen ’s avonds met hun vlees naar toe gaan om het te bereiden. En dat geeft natuurlijk een geweldige sfeer in de haven. Daarnaast hebben ze veel tafels neergezet om aan te eten en speeltoestellen voor de kinderen. En op dit eiland heb ik voor het eerst een kerk gezien die ook dienst doet als vuurtoren. Nooit aan zo’n combinatie gedacht. Maar de kerktoren staat natuurlijk al op een mooie hoogte voor het vuurtorenlicht.

In Middelfart lag ik in de oude vissershaven op een mooi stekje. Twee boten voor mij lag een Deens echtpaar waar ik contact mee kreeg. ’s Avonds ben ik bij hen aan boord geweest. Ik had schipperbitter meegenomen en zij had rabarbertaart gemaakt dat met crême frêche een heel bijzondere smaak gaf. Hij bleek met zijn broer in Dyvig, een van mijn volgende bestemmingen, een restaurant aan de haven gerund te hebben en hij kende Peter, de Deen die in Nordborg zijn fabriekje voor de Ariës windvaan stuurinrichting heeft. Toen die van zijn wereldreis terugkwam met de zeilboot was deze man daar bij en hij kon mij er over vertellen. En toen ik over de Faroer eilanden begon, waar ik volgend jaar naar toe wil, konden zij mij er veel meer van vertellen want hun zoon had daar gewerkt als kok. En zij hadden de eilanden toen vaker bezocht. Wat een toeval dat ik die mensen nu uitgerekend daar in Middelfart ontmoet.

Vervolgens de tocht naar Dyvig. Het ligt in een fjord met een heel nauwe doorgang. Die is hooguit twintig meter breed, maar goed aangegeven met groene en rode boeien. Je vaart vlak langs droogvallende ondiepten. En hele velden met de gele bloemen van koolzaad. Die zie je hier veel. Trouwens tuimelaars, oftewel een klein soort dolfijnen, kom je hier in de Kleine Belt ook veel tegen. Het zijn leuke beestjes, veel kleiner dan ik ze van de oceaan ken. Dyvig is de plek waar ik Peter zal ontmoeten, die een Ariës windvaan op mijn boot zal monteren. Ik heb hem al een email gestuurd, dus het is afwachten wanneer hij de maat kan komen nemen en kan installeren. Ik vind het ontzettend spannend en kijk er erg naar uit. Het is een hartewens die ik al heel lang heb en nu gaat hij dan eindelijk uitkomen. Zo’n windvaan is een automatische stuurinrichting die geheel op de wind werkt en alleen mechanische onderdelen heeft. Stroom verbruikt hij dus niet en dat is op een grote tocht heel belangrijk. Want een electronische automatische piloot verbruikt bij krachtige wind en hoge golven nog behoorlijk wat stroom. Degenen die de oceanen bevaren hebben over het algemeen zo’n windvaan stuurinrichting en op dat gebied is de Ariës een begrip. Ik zal hier wel een weekje blijven. Ik lig prachtig geankerd en voor de installatie zal ik even de Marina ingaan.

Normaliter stuur ik eens per twee of drie maanden een reisverslag naar jullie, maar ik bedacht me dat het dan wel een heel lang verhaal wordt. Sommigen van jullie vragen me trouwens waar het eerste reisverslag blijft en anderen vragen of ik al vertrokken ben uit Nederland. En deze stop in Dyvig is wel een bijzondere tijdens deze reis i.v.m. installatie van de Ariës. Ik hoop dat jullie mooi weer hebben. Het is zondag 4 mei en ik heb hier de hele dag in de kuip in T-shirt gezeten. ’s Avonds als het kouder wordt gaat de petroleum Taylor kachel aan en dan is het goed toeven in de kajuit. Hierna ga ik langs wat Deense eilanden richting Polen en verder langs de nieuwe leden van de EU naar Finland. Tot een volgende keer.

Groeten.

Henk Oosterwijk
a/b Sogno d’Oro


Laat een reactie achter