8 juni 2011 (derde reis)
Geschreven door Henk Oosterwijk.
Datum: 8 juni 2011.
Ik pak de draad weer op vlak na de aankomst in Wreck Bay op het eiland San Cristobal, onderdeel van de Galapagos eilanden. Ik kwam aan op zondag 1 mei en had diezelfde dag al een scheepsagent. Dat is ook niet zo verwonderlijk, want ze komen allemaal naar jouw boot om hun service aan te bieden. Omdat de prijs van de eerste die kwam redelijk was, heb ik hem meteen genomen. En op maandag kwam er een groep van vier officials aan boord met mijn agent. Dat is dan de havenautoriteit, de immigratie ambtenaar, de gezondheidsdienst ambtenaar en de douane. Mijn boot werd kort van binnen even geïnspecteerd en er werden wat formulieren ingevuld. Na een kwartier verlieten ze mijn boot alweer en dat is wel heel erg snel, want bij anderen had het wel meer dan een uur geduurd. Misschien dat het geholpen heeft dat de marineman (havenautoriteit) toen ik hem had verteld dat ik 32 jaar in de Nederlandse marine had gediend, meteen naar mijn rang vroeg. Toen ik hem vertelde dat mijn rang kolonel was geweest, kreeg ik van zijn kant alle respect die ik maar kon wensen. En wellicht daarom werd het bezoek redelijk snel afgewikkeld.
Ik was zondag al van boord gegaan en had met mijn Canadese vrienden in een restaurant gegeten. Ze serveren eenvoudige maaltijden, maar daar is de prijs dan ook naar. Voor drie dollar kun je al een maaltijd krijgen met een soepje vooraf, rijst met groente en kip of vis als hoofdgerecht en een eenvoudig vruchtentoetje. Daar wordt dan ook nog een behoorlijk glas vruchtensap bijgeserveerd. Ga je naar een wat duurder restaurant dan is de kwaliteit beter en betaal je zes dollar. Later hebben we ook nog eens ’s avonds een barbecue restaurant bezocht en daar zou je voor zeven dollar klaar zijn geweest. Wij hebben toe echter ruim besteld en waren wat meer kwijt. Ik heb me laten vertellen dat dit eiland 10.000 bewoners telt en dat die elkaar redelijk goed kennen. Toch vertelde de zoon van de man die een nieuwe bootsmanhaak voor me heeft gemaakt dat het wel ieder voor zich is op het eiland. Er is niet echt een gemeenschapsgevoel. Ieder probeert van de toerist wat geld te ontvangen door een dienst aan te bieden. Dat kan zijn in de vorm van eten, of wasserij, of watertaxi of anderszins. Je krijgt dus wel constant het gevoel dat de dollars je zak uit vliegen. En dat is zeker zo wat het geld voor de autoriteiten betreft. Je hebt de keuze uit 24 uur blijven, maar dan moet je ook op stel en sprong vertrekken, of twintig dagen en dan betaal je voor één persoon zo’n 400 dollar in totaal en ben je met twee personen dan betaal je 500 dollar. Goedkoop is het dus niet, maar dat weet je al voordat je hier aankomt. Het is het gesprek van de dag onder zeilers op de ankerplaatsen bij het Panamakanaal.
Dan is er nog iets curieus, namelijk de brandstofvoorziening. De bewoners kunnen voor één dollar per gallon diesel kopen. De zeiler moet bij de havenautoriteit een papier halen waarin hij toestemming krijgt om aan de pomp een door hem opgegeven hoeveelheid te tanken voor vijf dollar en twintig dollarcent per gallon. Je hebt dus toestemming nodig om vijf keer zoveel te betalen en te tanken. En werkelijk absurd systeem, waar ik me behoorlijk aan heb geërgerd. Zo maakt Equador, waar de Galapagos eilanden een onderdeel van is, het toerisme kapot. Aan de andere kant gaat al dat extra geld naar de regering en de medische zorg is bijvoorbeeld volledig gratis. Maar al met al vind ik het maar niets. Je krijgt namelijk sterk de indruk dat je absoluut niet welkom bent. En zo ging ik na een week al weer weg, omdat ik het wel had gezien met die vreemde regelingen. Ik moet nog wel zeggen dat je meteen doorhebt dat je in een grote dierentuin verblijft, want als je met de watertaxi naar de haven ging, dan moest je over de zeeleeuwen heen stappen om bij de straat te komen. En ze zwommen ook de hele dag rondom je boot. Een dinghy moest je uit het water hijsen anders namen zij er bezit van en zie ze er maar weer eens uit te krijgen. Ze schrikken namelijk nergens van. En hoewel het hele grappige beesten zijn, laten ze haren en uitwerpselen achter die geweldig stinken. Maar ik zal er niet over klagen, want ze zijn maar één keer kort in mijn rubberboot geweest toen ik op bezoek was bij een andere boot en verder heb ik alleen maar om hun kunstjes moeten lachen.
Op zondag 8 mei vertrok ik met mijn Canadese vrienden van de Chenou en met een wederzijdse Zwitserse kennis. De Kajananas bleef nog een tijdje op de ankerplaats want Jean-Paul had een probleem met zijn rechteroor en met drie kiezen aan die kant en die wilde zich hier gratis laten behandelen. De kiezen zouden worden getrokken, hij had er immers al twee jaren last van. En dan zou dat probleem met zijn rechteroor ook verdwijnen, zo werd hem verteld. Misschien zou ik hen later nog weer tegenomen op de Marquesas eilanden want zijn boot is een stuk sneller dan de mijne. Ik had met Robert van de Chenou een frequentie afgesproken voor het dagelijks contact via de SSB radio. We zouden elkaar elke ochtend om 10.00 uur plaatselijke tijd spreken.
Die eerste 24 uren legde ik 98 zeemijlen af en daarmee was ik dik tevreden. Op maandag had ik contact met zowel het Pacific Reef Runners Net als met de Chenou en de Alya (Zwitser). En als het technisch mogelijk was, zou ik dat volhouden totdat ik op de Marquesas aangekomen was. Het is ook een stuk veiligheid dat je dagelijks contact met anderen hebt. De Chenou en de Alya lagen wat voor me, maar dat was ook niet verwonderlijk omdat ik zoals bijna altijd het kleinste schip ben. ’s Morgens was er even wat minder wind, maar ’s middags trok die gelukkig weer aan. Met de lange tocht van Panama naar de Galapagos nog in mijn achterhoofd hoopte ik toch echt dat die 3000 zeemijlen met wat meer wind gezeild konden worden. Ook op de Pacific heersen passaatwinden net als op de Atlantische Oceaan. En als je die eenmaal gevonden hebt, dan zit je op de snelweg met een constante harde wind uit dezelfde richting.
Op woensdag 11 mei was de wind inmiddels goed aangetrokken vanuit een vaste richting en het leek er dus op dat de passaatwinden gevonden waren. ’s Morgens had ik contact met de Guppy, dat is de boot van Laura Dekker, het zogenaamde zeilmeisje. Ik gaf haar gegevens door aan de boot Rythm die dagelijks probeert contact met haar te houden. Wellicht vaart haar vader mee op die boot, ik meende zoiets in het radiocontact een keer gehoord te hebben. Maar op deze woensdag kon Rythm zelf geen contact met Laura maken en fungeerde ik als tussenpersoon. Ik hoorde haar maar vaag, maar was toch in staat om haar positie door te geven en de positie van Rythm aan haar. Ik moet zeggen dat het toch een speciaal gevoel is als je midden op de Pacific aan Laura vraagt of alles “well is on board”. En gelukkig maakte ze het goed.
De volgende dagen verlopen helemaal naar wens. Goede wind en ook uit de goede richting. Ik kom geen boten tegen, maar heb dagelijks via de SSB radio wel contact met allen die onderweg zijn naar de Marquesas.
Op zaterdag 14 mei ontstaat er wat onrust in de vloot over hoge golven die door twee depressies in het zuiden onze kant op gestuwd worden. We hebben het dan over golven van vier meter hoogte. Sommigen denken dat door de afstand van de depressies tot onze lokatie de tijd tussen de golven groot genoeg zal zijn om ze niet gevaarlijk te laten zijn, maar anderen vertrouwen het toch niet helemaal. Uiteindelijk blijkt het erg mee te vallen. Alleen van Laura Dekker weet ik dat zij het in haar Weblog over 7 meter hoge golven heeft. Jean-Pierre spreekt over 3 meter hoge golven en dat hoor ik van meerdere zeilers die zich ver voor mij bevinden. Zelf ervaar ik niets van die golven.
Op dinsdag 17 mei gaat het verhaal door de vloot dat een douaneboot iedereen bekeurd heeft met 200 dollar boete die geankerd lag bij het eiland Fatu Hiva zonder eerst ingeklaard te hebben op het eiland Hiva Oa. Wat is het geval? Fatu Hiva ligt zuidoostelijk van het eiland Hiva Oa waar je moet inklaren. En als je na het inklaren naar Fatu Hiva zou willen varen, dan moet je zo’n 35 zeemijlen op de motor varen want het ligt in richting waarvandaan de wind komt. Velen gaan dus illegaal voor anker bij het eiland Fatu Hiva en klaren pas later in op Hiva Oa. De douaneboot van Hiva Oa maakt daarom soms een patrouilleronde naar Fatu Hiva en bekeurt een ieder die daar illegaal ligt. Ik had al ruim vantevoren besloten om rechtstreeks naar Hiva Oa te gaan en Fatu Hiva letterlijk links te laten liggen. Je moet keuzes maken tijdens deze reis en alles zien gaat nu eenmaal niet. Maar vele kennissen van mij zouden eerst naar Fatu Hiva gaan en probeerden mij daarin mee te krijgen. Na de schrik van deze bekeuringen kiezen velen ervoor om toch maar naar Hiva Oa te gaan. Ik vind zelf dat je niet moet spotten met ’s lands wetten en regels, misschien is dat de oud-militair in mij. Dus voor mij verandert er niets door deze gebeurtenis. Overigens had ik op deze dag ook een derde van de totale afstand tot de Marquesas afgelegd. Op naar de helft!
Op woensdag 18 mei hoor ik ’s morgens op het Pacific Reef Runners Net dat een ander radionet contact met hen heeft gemaakt over een verdwenen catamaran. Deze catamaran was onderweg van de Marquesas naar de Tuamotu Archipel en van de bemanning had men al tien dagen niets vernomen. Enkele deelnemers van ons radionet zijn momenteel op de Marquesas of al onderweg naar de Tuamotu Archipel en derhalve was het verstandig van dat andere radionet om de boodschap ook via ons radionet te verspreiden. Nu ligt de Tuamotu Archipel erg afgelegen van de bewoonde wereld en daarmee bedoel ik dat het een groep lage atols zijn waar soms niet vele verkeer en bewoning is. Als je wat pech hebt met je boot en je bevind je op zo’n onbewoonde atol, dan kan het zijn dat anderen ongerust worden. Het is mij ook onbekend of ze een SSB radio aan boord hebben, maar als bijvoorbeeld de mast overboord gegaan is en je dus je achterstagantenne ook kwijt bent dan is radiocontact onmogelijk. Ik hoop dat dit allemaal goed afloopt voor de bemanning van die catamaran, maar het sterkt mij in het belang van de radionetten. In ieder geval kijkt nu iedereen uit naar die catamaran. Al een paar dagen later kregen we op het net de mededeling dat de catamaran terecht was en op zijn bestemming aangekomen. Wat er onderweg met die catamaran gebeurd is hebben we nooit gehoord.
Het weekend van 21 en 22 mei trokken enorme buien over ons heen. Ik zeg ons, omdat iedereen in mijn omgeving dit meemaakte en erover klaagde. Slagregen en hele harde wind, tot wel 40 knopen, zowel overdag als ’s nachts. Bij velen kwam er weinig van het slapen, maar gelukkig was ik door mijn eerdere lange reizen gewend geraakt aan slechte weersomstandigheden en sliep ik goed. Op zondag 22 mei had ik iets te vieren, want ’s morgens was het moment gepasseerd dat ik twee weken op zee was en ’s middags passeerde ik de helft van de af te leggen afstand tot Hiva Oa. Nu werd het dus aftellen, hoewel ik het prima naar mijn zin had. Voor deze lange overtocht speelt het getal 20 een rol. Als je over die 3000 zeemijlen 20 dagen of minder doet, dan heb je het er heel goed afgebracht. Ik wist vanaf het begin dat ik gewoon de volle 30 dagen of daar in de buurt nodig had. Ik ben altijd met 100 zeemijlen afgelegde afstand per dag ruim tevreden. En zo ging ik langzaam maar gestaag op mijn doel af. Maandag 23 mei zag ik voor het eerst weer eens een groep dolfijnen rond mijn boot. Ze bleven niet lang bij de boot, maar het was toch leuk om ze even op bezoek te hebben. Op het radionet werd veel gesproken over gevangen vissen en welk aas ze daarvoor hadden gebruikt. Er werd vooral Mahi Mahi (Dorado) en Tonijn gevangen met meestal een klein (kunst)inktvisje als aas. Zelf was ik nog niet begonnen met vis te vangen. Ik ben op zee geen sportvisser, maar vis alleen als ik de vis nodig heb. Daarnaast sleep ik een Walker log achter de boot aan, om de snelheid door het water goed te kunnen meten. Dan weet je ook of je stroming mee of tegen hebt, als je de afgelegde afstand door het water vergelijkt met de afgelegde afstand over de zeebodem. Het hele kleine schoeprad van de scheepslog die in de romp is ingebouwd doet het vaak maar matig of helemaal niet, door aangroei op de romp. Als ik wil vissen, dan moet ik mijn Walker log uit het water halen, anders bijten de vissen niet maar worden door het log afgeschrikt. Voorlopig hoefde ik nog geen vis te vangen om me van voedsel te voorzien. Ik had ruim ingeslagen in Colon en op de Galapagos.
Na dat weekend kwamen de eerste boten die meedoen aan het Pacific Reef Runners Net aan op de Marquesas. Ook Laura Dekker was met haar Guppy op Hiva Oa aangekomen. Ze had onderweg weliswaar haar voet geblesseerd maar het ging al weer beter met haar. Ik ben benieuwd wie ik er allemaal tegenkom als ik daar aankom. Dat zal nog wel even duren, want ik maak 100 zeemijlen per dag en op woensdag 25 mei moest ik nog 1270 zeemijlen afleggen. Bij mijn bootje gaat het nooit zo snel, maar ik ben altijd nog veilig aangekomen en dat is ook heel wat waard.
Op zondag 29 mei hoefde ik nog maar een afstand van 850 zeemijlen af te leggen naar Hiva Oa. Het enige nadeel wat zich eigenlijk de hele route voordeed is dat de wind af en toe van zuidoost naar het oosten draaide. Omdat bij een oostenwind de zeilen aan weerszijden gezet moesten worden om een rechte koers naar Hiva Oa te blijven varen en er hoge golven stonden, ging de boot dan naar beide zijden behoorlijk overhellen. Je gaat dan als het ware schommelend door het water waarbij de wind af en toe de zeilen laten klapperen. En dat gaat niet zachtzinnig, maar dat kunnen af en toe behoorlijke knallen zijn. Gelukkig heb ik het zwaarste zeildoek dat De Vries kon leveren, want daar had ik om gevraagd na mijn tocht in de noordelijke wateren bij IJsland. Ik had daar mijn grootzeil verloren en dat zou me niet nog een keer gebeuren. Dan maar wat langzamer varen, maar wel met alle zeilen intact aankomen. Verder hoef ik bijna nooit te reven, hooguit de genua als de boot te veel met het gangboord door het water gesleurd wordt en het leven aan boord aangenamer te maken is door deze wat in te draaien. Maar goed, dat schommelen ben ik wel gewend hoewel het op zo’n tocht van een maand op zich wel vermoeiend is. Gelukkig werd het regelmatig afgewisseld met een zuidoostenwind en ik heb zelfs een keer nooroostenwind gehad zij het maar heel kort. Dan kunnen de zielen aan één kant staan en vaar je met ruime wind. De snelheid van de boot is dan ook op zijn best. Mocht er nu een slimmerik zijn die zegt dat je dan toch beter over die direkte koers (zgn. rumbline) kunt laveren dan zeg ik hem of haar dat de extra mijlen die je dan vaart wel optellen. Als ik aankom heb ik nu al 3100 mijlen afgelegd i.p.v. 3000 door dat af en toe te doen. En het moet gezegd, de Sogno d’Oro vaart prima voor de wind. De Alya, de boot van Zwitserse Jean-Pierre, loopt bijna geen vaart als hij voor de wind vaart dus die was wel gedwongen om een zigzag koers te varen en zo veel meer mijlen af te leggen. Ook de Ariës windvaanstuurinrichting houdt de boot op voordewindse koersen prima op koers. Het slingeren wordt alleen maar door de hoge golven die schuin van achteren inkomen veroorzaakt.
Op diezelfde zondag hoorden we ook dat een catamaran, de Galilea, een roer verloren had op een positie zo’n 120 zeemijlen vóór mij. Iemand op het net vroeg zich af hoe dat in godsnaam kan, maar dat kan ik hem wel vertellen. Ik had bij een Duitse vriend die ook een catamaran had en in de haven van Andratx (Majorca) voor anker lag net zoals ik, geholpen om een roerblad weer aan te brengen. Hij dook onder het schip met het roerblad met steel en zodra hij dat door het gat stak moest ik er snel een pen doorheen duwen zodat het bevestigd werd aan de besturingsstangen. Bij rustig weer en terwijl de catamaran stil ligt zal het roerblad een opdrijvend vermogen hebben en kun je je niet voorstellen dat het er onderuit kan vallen. Maar als je zulke hoge golven hebt als hier op de Pacific (3 tot 4 meter) dan komt soms het achterschip uit het water en kan dat roerblad indien de bevestiging loslaat wel onder het schip vandaan komen. Ik denk dat het ’s nachts is gebeurd, want dan komen de meeste squalls (regenbuien met heel veel wind) over. Dan hoor je hooguit een dof geluid als het roerblad tegen de romp slaat en vervolgens is hij echt weg. Zoeken is dan zinloos, want in die hoge golven zie je hem al snel niet meer. Voor ons is het nu uitkijken naar dat roerblad, maar ik denk niet dat iemand hem nog tegenkomt. Ze zullen een noodconstructie moeten maken op de Marquesas en later bij een werf een vervanging moeten laten maken. Gelukkig heeft een catamaran twee roeren, aan beide drijflichamen één dus ze kunnen wel verder varen. Maar de navigatie zal er niet makkelijker op worden. Je mist het evenwicht. Ik heb zelf een aangehangen roer dat stevig geborgd is en bij een wereldomzeiling kan dat een voordeel zijn. Je kunt het er makkelijker afhalen en vernieuwen. Laten we hopen dat het mij nooit overkomt dat ik mijn roer verspeel want dan moet je met de boom voor de genua een noodroer construeren en dat kost tijd. In een zeetje zoals er nu staat geen kleine prestatie.
Ik was trouwens gevraagd om op dinsdag 31 mei als netcontroller op te treden voor het Pacific Reef Runners Net. En daar was ik best verguld mee in zo’n gezelschap van Engelstaligen. Over het algemeen zijn het Engelsen, Canadezen, Australiërs en Nieuw-Zeelanders die in het net participeren. En dat ik dan als enige Nederlander gevraagd wordt is voor mij best een eer. Ik had dagelijks goed geluisterd hoe het net gepresenteerd wordt en omdat het om veiligheid van de vloot gaat is het belangrijk om de juiste procedure te hanteren. Bij aanvang wordt er bijvoorbeeld eerst gevraag of er noodoproepen zijn en als je zelf niets hoort of er anderen zijn die wel een oproep gehoord hebben. Vervolgens gaat dan onder jouw leiding ieder schip zich inchecken met opgave van positie, windrichting, windsterkte, koers, en hoogte van de golven. De melding wordt dan altijd beëindigd met de medeling dat alles goed is aan boord en eventueel een verzoek om na het net contact te hebben met een andere boot. Het betekent voor de netcontroller dat hij goed moet luisteren en alles moet opschrijven. Als hij vaag een boot zich hoort melden dan kan hij de hulp van andere boten inroepen die een betere ontvangst van die boot hebben. En zo duurt dat een half uurtje waarbij zich zo’n 20 boten of meer zich melden. Overal op de zeeën heb je dergelijke netten en dat is maar goed ook, want ze zorgen voor een onderling contact wat in geval van nood essentieel kan blijken te zijn. Uiteraard vragen we ook of iemand een mooie vis heeft gevangen en hoer die smaakte. Het is niet allemaal ernstig wat er aan informatie wordt gevraagd en doorgegeven. Het heeft ook een sociale functie. Je kunt je niet voorstellen hoe je op die grote plas uitkijkt naar dat dagelijkse kontakt. Soms wordt een bemanning opgepept als ze in zware omstandigheden verkeren of als er iets kapot is gegaan. En in het uiterste geval komt er assistentie van een andere boot met woord of daad. Want dat is een regel op zee, je bent gehouden om bijstand te bieden. De schipper van de ondersteunende boot moet dan uitmaken in hoeverre hij daarbij zijn eigen boot en bemanning in gevaar brengt.
Dinsdag 31 mei was in meerdere opzichten een interessante dag. ’s Morgens heb ik het Pacific Reef Runners Net gepresenteerd en hadden we ook contact met boten die net aangekomen waren op Hiva Oa. Die konden ons nuttige informatie geven voor het ankeren in de baai. Het presenteren verliep gesmeerd en ik kon gelukkig de juiste procedures volgen. Die had ik natuurlijk wel vooraf even op een papiertje geschreven. En ik had de dag ervoor goed geluisterd wie zich allemaal melden en die scheepsnamen met de namen van de schippers had ik ook op een papiertje met ruimte voor details. En zo kon ik het lijstje afwerken totdat ik wist dat er zich geen boot meer kon melden. Verder zag ik tegen het middaguur een enorme tanker achter mij langs varen. De dichtste afstand tot mijn boot zal drie zeemijlen zijn geweest. Het was het eerste schip dat ik onderweg tegenkwam. En mijn radardetector had hem weer keurig opgepikt en gaf tijdig een alarmsignaal. Over dat ding ben ik zeer tevreden en ik zou niet graag meer zonder uitvaren. En ten slotte zag ik dat het touwwerk van mijn Ariës windvaanstuurinrichting versleten was. Bij de blokken was slechts het binnenwerk van het touw nog in tact, maar het buitenwerk was volledig versleten en hing erbij. Nu weet ik wel dat al het touwwerk een keer verslijt en je nieuwe moet kopen, maar bij mijn Ariës is dat dus nu voor het eerst na vier jaren varen. Deze lange oversteken waarbij die windvaanstuurinrichting 24 uur per dag zijn werk doet en dat gedurende vele weken achter elkaar leveren natuurlijk een enorme bijdrage aan die slijtage. Voorlopig moet ik nog even met deze lijntjes doen, want ik denk niet dat ze op Hiva Oa een nette scheepswinkel hebben met kunsttof lijnen in soorten en maten. Wellicht heb ik dan toch op Tahiti meer geluk.
Als er iets is waar een solozeiler beducht voor moet zijn dan zijn dat verwondingen. Zelfs een klein sneetje kan wekenlang pijnlijk zijn omdat het in de zoute omgeving niet snel geneest. Op woensdag 1 juni verwondde ik mijzelf toen ik de boom van de genua weg wilde halen en mijn hoofd aan een borgpen van het bovenste blok van de bulletalie openhaalde. Het was al schemerig en ik voelde op mijn hoofd bloed. Toen ik naar mijn hand keek kon ik noch net zien dat het inderdaad bloed was. Ik ben doorgegaan met het werk en toen ik weer in de kajuit was heb ik met toiletpapier en wat water de wond goed schoongemaakt. Nu ziet het er altijd ernstiger uit dan het is als je je hoofdhuid openhaalt. Het was slechts een kras met twee wondjes. Het is niet de eerste keer en zal ook niet de laatste keer zijn dat ik mijn hoofdhuid openhaal. Ik heb boven op mijn hoofd bijna geen haar meer en zou eigenlijk altijd een petje moeten dragen om verwondingen te voorkomen. Maar midden op zee doe je dat niet omdat zo’n petje makkelijk afvalt of wegwaait. Op de wal heb ik altijd wel een hoofddeksel op tegen de zon en om verwonding te voorkomen.
Donderdagochtend 2 juni had ik nog 525 zeemijlen te gaan tot Hiva Oa. Jean-Pierre van de Alya schreef in een email dat het op Hiva Oa behoorlijk regende. Blijkbaar was het goede seizoen nog steeds niet aangebroken. Langzamerhand kwamen er steeds meer vragen uit de vloot die zich dagelijks meldde op het Pacific Reef Runners Net over de ankerplaats en over Hiva Oa in het algemeen. We probeerden via contacten op Hiva Oa die vragen beantwoord te krijgen. Zo moeten niet Europeanen een borg betalen als ze op deze eilanden verblijven. Die borg is zo hoog als een vlucht naar hun thuisland kost. Maar nu is er een agent op Hiva Oa, met de mooie naam Sandra, die voor 90 US$ een soort garantiebewijs afgeeft dat de autoriteiten op Hiva Oa ook accepteren. Je kon haar gewoon bereiken via de marifoon op kanaal 11 als je was aangekomen op de ankerplaats. Nou, dat soort informatie is voor sommigen in de vloot belangrijk.
Op zaterdag 5 juni – ik was nu 27 dagen op zee – zag ik dat de kraanlijn (de lijn die als het zeil naar beneden wordt gelaten de giek omhoog houdt) aan de bovenkant pluizig was over zo’n twee centimeter. Op zich een klein detail, maar niet onbelangrijk. Als je als solozeiler, de haven binnenkomend, het grootzeil laat zakken en bovenop het kajuitdak staat om het zeil op te binden, dan zou het heel vervelend zijn als de kraanlijn knapt en de giek ineens naar beneden zakt op de sprayhood. Tijdens het opbinden van het grootzeil moet je je namelijk bij slingeren van het schip vasthouden aan die giek. De grootschoot wordt strak gezet en de kraanlijn goed aangetrokken zodat de giek niet heen en weer zwaait maar een goed steunpunt vormt. Het knappen van de kraanlijn kan dus vervelende personele gevolgen hebben. En waarom was die kraanlijn nu zo gesleten? Dat komt omdat de bovenkant van het grootzeil een metale versteviging heeft en de kraanlijn daar tegenaan zwaait. Ik neem de kraanlijn namelijk nooit weg als ik onderweg ben, maar hij wordt ietwat gevierd. Om verdere slijtage te voorkomen heb ik de kraanlijn wat aangetrokken. Als ik onderweg een goede scheepswinkel tegenkom met goede lijnen dan zal ik de kraanlijn snel vervangen. En onderweg moet ik de kraanlijn dus of strakker aanhalen of weghalen en op de mast binden. Zo zie je maar waar je allemaal achter komt als je wat langer onderweg bent.
Zondagochtend heel vroeg kwam ik erachter dat gedurende de nacht de wind ongemerkt (door mij) was gedraaid van Oostzuidoost naar Oostnoordoost. En dat maakte met de windvaanstuurinrichting nogal een verschil in koers, want die volgt gewoon de wind als hij eenmaal is ingesteld op een bepaalde invalshoek van de wind. Ik zat ’s avonds nog 3 zeemijlen boven de direkte koers (rumbline) naar Hiva Oa en ’s morgens zat ik er meer dan 10 zeemijlen onder. Ik had dus een hele tijd veel zuidelijker dan naar het westen gekoersd. Dat is jammer, want dat zijn allemaal extra mijlen die weinig opleveren. Het was een foutje van mij dat ik dit niet had opgemerkt. Toch even een moment van verslapping van de aandacht na zoveel zeemijlen zeilen. Misschien toch we goed dat het gebeurd is want daardoor wordt je even weer met je neus op de feiten gedrukt en weet je dat je geconcentreerd moet blijven. Ik zou volgens mijn berekening niet dinsdag maar woensdag aankomen. Dat komt dan niet alleen door die ongewenste koerswijziging maar ook door het wegvallen van de wind in de afgelopen twee dagen. Maar op zondag trok de wind weer goed aan en met de zeilen aan beide zijden maakte ik hele goede voortgang. Tegen het middaguur had ik nog 250 zeemijlen te gaan. Overigens was er door de wijziging van koers in de vroege ochtend een waterhouder met Brita filter omgevallen in de koelkast waardoor ik de koelkast moest ontruimen en droog maken. Dat was ongeveer om vijf uur ’s ochtends plaatselijke tijd. Oceaanzeilen is een 24-uurs bedrijf, elk moment van de dag kun je aan het werk gezet worden.
Op de zondag zag ik ook vogels met een enorme spanwijdte wat de vleugels betreft. Ik denk dat het fregatvogels waren, maar weet daar te weinig vanaf om zeker te zijn. En ik zag een prachtige grote vis boven water uitspringen. Die was duidelijk op jacht naar iets want hij was razendsnel. Het was een gifgroene Mahi Mahi. En dit weet ik zo goed als zeker omdat ik genoeg met echte vissers gesproken heb in de afgelopen tijd. Een prachtige vis, maar een worsteling om hem aan boord te krijgen als je hem gevangen hebt. Hij was zeker een meter lang. Ik heb tijdens het Pacific Reef Runners Net ook gehoord van de vangst van Blue Marlins. Die zijn nog veel groter en niemand kreeg ze aan boord of wilde ze aan boord hebben. Ze zijn steeds weer vrij gelaten. Je kunt niet uitzoeken wat je aan de haak krijgt dus de vangst van een echte grote vis zit er altijd in.
Op dinsdag 7 juni, midden in de nacht, knalde de genuaschoot doormidden. Gelukkig wordt je op zo’n moment ruimschoots gewaarschuwd door het lawaai van een klapperende genua. Ik heb de kapotte stuurboords schoot binnengehaald en heb de andere schoot overgehaald van bakboord naar stuurboord en door het oog van de genuaboom gehaald. Ik had al wel gezien dat de lijn dunner was geworden bij het oog van de genuaboom, maar omdat er een stevige kern in de lijn zit had ik gedacht dat hij de Marquesas wel zou halen. Verkeerd gedacht dus. Maar ik had inmiddels al wel een tip van een Duitser gekregen toen ik hem van de slijtage vertelde. Je maakt eerst een meter lijn vast aan het schoothoekoog van de genua en daar maak je de uiteindelijke genuaschoot aan vast. Als die meter lijn in het oog van de genuaboom slijt vervang je hem door een nieuwe meter lijn. Slim, eenvoudig en efficiënt. Als de Engelsen het hadden uitgevonden zouden ze zo’n lijn met zekerheid een “sacrificial line” hebben genoemd, oftewel een lijn die opgeofferd mag worden. Op de ankerplaats op Hiva Oa had ik alle tijd om zo’n constructie in elkaar te zetten. Een mooi klusje, zoals er zich ook anderen opstapelden. Want ik heb het al eerder gezegd, tijdens zo’n lange tocht kom je erachter waar het slijt en hoe snel dat gaat.
De afgelopen maand heeft de boot alleen maar met de wind van achteren of schuin van achteren gezeild. Daarbij gaat het roer door de inwerking van golven voortdurend heen en weer. Nu was er al wel wat speling in de ophanging van het roer, maar dat is erger geworden. Je hoort nu tijdens het varen een gebonk als het roer heen en weer beweegt. Ik kan daar pas naar kijken als ik op de ankerplaats van Hiva Oa ben aangekomen. Het is een aangehangen roer en je kunt de roerpennen dus goed zien. Ook de bussen waarin de pennen geborgd zijn kun je goed inspecteren. Dat is altijd al het grote voordeel geweest van een aangehangen roer bij het oceaanzeilen. Eventueel moet ik op een plek waar een werf voorhanden is de ophanging van het roer verbeteren. Maar dat zien we dan wel. Eerst inspecteren bij aankomst. Op Hiva Oa kan ik het wel vergeten om structureel iets aan het roer te wijzigen. Het hoofdeiland Tahiti lijkt daarvoor een betere plaats. Daar zie ik op de kaart ook steigers en die heb ik al een tijdje niet in de havens gezien. Een werf zal er volgens mij ook wel zijn. Maar eerst maar eens een grondige inspectie. Door de borging van de pennen kan het roer er niet zomaar vanaf vallen. Dat zou het ergste zijn dat je kan overkomen. Het verliezen van het roer. Al het andere kan worden verholpen. Het is wederom een voorbeeld van onder welke slijtage het materiaal tijdens deze lange tochten is blootgesteld.
De hele nacht van dinsdag op woensdag ben ik in de weer geweest. Er stond bijna geen wind maar wel hoge golven. En dan gaat de boot natuurlijk enorm tekeer. Ik heb steeds weer andere zeilvoeringen moeten uitproberen om op koers te blijven. En nadat ik enigszins op koers bleef zag ik navigatielichten achter mij. Aan de lichten te zien was het een zeilboot die op de motor voer. En dat bleek inderdaad zo te zijn. Ik riep ze op via de marifoon en het was een Franse boot, de Circe. Ze hadden de zeilen naar beneden gehaald en voeren hard op de motor naar Hiva Oa. Met zes uur varen zouden ze aankomen. Dat betekende dat ze 6 knopen op de motor voeren want de afstand was nog 36 zeemijlen. Ik heb hen verteld dat ik nog steeds zeilde en dus later op de dag zou aankomen. Dat vonden ze stoer en ze wensten me een goede vaart en tot ziens op de ankerplaats.
Ja, en dan het moment in de vroege ochtend, bij het opkomen van de zon, als je voor het eerst je bestemming ziet. Het blijft toch altijd weer een ontroerende ervaring als je na lang varen land in zicht krijgt. En dan vind ik zelf een eiland nog weer anders dan een lange kustlijn van het vaste land. Een eiland is zo’n wereldje op zich in the middle of nowhere. Ik word er altijd door vertederd. Ik heb nog een heel stuk langs de kust gevaren, zeker zo’n tien zeemijlen voordat ik op mijn ankerplaats bij Atuona was. En daar lagen vele bekenden en ging ik op in de sociale evenementen. Genieten van dit eiland, dat zou ik zeker doen. Ik had in totaal 3170 zeemijlen afgelegd in 31 1/3 dag, dat is een gemiddelde snelheid van 4,2 knopen. Ik was er bijzonder tevreden mee. Wat er daarna gebeurt, dat lees je in een volgend reisverslag.