11 juli 2011 (derde reis)

Geschreven door Henk Oosterwijk.
Datum: 11 juli 2011.

Ik was op woensdag 8 juni aangekomen op Hiva Oa en op vrijdag 10 juni vertrok ik naar het 785 zeemijlen zuidwestelijk gelegen Papeete, de hoofdstad van Tahiti. De ankerplaats bij Atuona op Hiva Oa was ronduit slecht. Grote golven rolden zo de baai in. Er werd om ons heen met prauwen geoefend op de surf van de golven, dus dan kun je je wel voorstellen dat het leven aan boord op die ankerplaats niet geweldig was. Je moest in verband met de beperkte ruimte een voor- en achteranker uit hebben staan en de boot trok door de deining tussen die twee ankers heen en weer. De dinghy steiger was erbarmelijk. Hij was van beton en de ijzeren staven met scherpe punten staken er uit. Je moest dus voor je dinghy een achteranker gebruiken zodat hij niet met de surf zo tegen de steiger gesmeten werd. Ach, eigenlijk was het allemaal heel ongemakkelijk. Maar eenmaal aan land werd je zo door een auto meegenomen als je liftte naar het dorp en de mensen waren heel vriendelijk. Er werd veel gelachen en gegroet. Je voelde je er echt welkom. En Frankrijk doet veel voor de eilanden. De huizen en de openbare gebouwen zien er netjes verzorgd uit. Ik heb boodschappen gedaan en viel achterover van de prijzen. Een beetje brie, een stukje emmentaler, wat paté, droge worsten en limonadesiroop en ik moest 140 US dollars betalen. Alles is wel drie keer zo duur als bij ons thuis. Maar goed, na ruim 31 dagen op zee dacht ik dat ik het me maar eens moest veroorloven. ’s Avonds at ik bij mijn Ierse vriend Connor en zijn vrouw aan boord en we maakten samen nog wat muziek, Connor op de gitaar en ik op trekzak en concertina. Dat werd op de ankerplaats wel gewaardeerd. De volgende dag heb ik ten afscheid bij mijn Canadese vrienden Robert en Brigitte gegeten. En toen ik vrijdag bijna vertrok kwam daar nog de Kajananas van Jean-Paul en Kaja aanzetten. Ik heb hen nog snel een verse baguette met een klein blikje paté cadeau gedaan. Onder zeilers is het gebruikelijk om de pas aan gekomen en een vers brood te geven

Toen ik eenmaal buiten de baai gekomen was bleek er een enorme zee te staan. Golven van drie tot vier meter hoog en een harde wind. Zo surfde ik op de golven van het eiland weg en door de hoge bergen kwamen er af en toe valwinden van 40 knopen en meer. Maar later had ik een constante oostenwind ruim van achteren tussen de 20 en 25 knopen. Als dat zo door zou gaan zou de tocht wel eens snel kunnen verlopen. Ik moest dwars door de Tuamotu’s heen en daar zijn in het verleden veel schepen vergaan. En het gebeurt nog wel eens omdat er niet goed opgelet wordt. De Tuamotu’s zijn atols die dus omringd zijn door koraalriffen. En het land is heel laag waardoor je soms veel te laat ziet dat je al dichtbij bent. Met radar en gps gaat het tegenwoordig een stuk makkelijker maar er zijn tijden geweest dat je met de zon in de rug de atol moest benaderen zodat je het rif kon zien liggen. Dat is trouwens nog steeds een beproefde methode om het rif en de doorgang op te zoeken.

Gedurende het weekend waren de golven nog steeds erg hoog en de wind blies met een constante 20 knopen uit het oosten. Maar op zondag braken de golven al minder waardoor het leven aan boord een stuk aangenamer werd. Zondagmorgen zag ik dat een vliegende vis recht in mijn grootzeil was gevlogen want zijn schubben zaten nog op het zeil. Waar hij vervolgens gebleven is is mij een raadsel. Ik vond hem in ieder geval niet op mijn dek. Als hij toch is ontsnapt zal hij het de rest van zijn leven met wat minder schubben moeten doen. Of misschien groeien die ook wel weer aan. Ik had een hele grote tros bananen gekregen op de ankerplaats van Hiva Oa en toe ik die kreeg waren de bananen nog groen. Drie dagen later werden de eersten geel en kon ik gaan eten. De hele tros werd in no time geel en je moet dus flink bananen eten voordat ze bederven. Ik had de grote tros in mijn kuip liggen en als ik zin had zat ik in de kuip wat bananen te eten. Ze zijn maar heel klein, dus drie kun je wel op in één keer.

Op de ankerplaats op Hiva Oa had ik een onderdeel van mijn Ariës windvaanstuurinrichting verloren. Ik heb er nog naar gedoken maar het water was daar te troebel om iets te kunnen zien op de bodem. Bovendien zijn daar haaien en die waren ook daadwerkelijk gesignaleerd. Ik heb het niet zo op haaien dus ik heb snel de boot rondom even wat schoongemaakt en ben toen weer snel aan boord gegaan. De as waarop het blad van de windvaan met lagers heen en weer kan draaien was spontaan uit de gaten van de rest van de constructie geschoven waardoor een vulstuk het water in viel. De inbusboutjes waren na zoveel jaren wat los gaan zitten. Ik heb met rip-ties de boel improvisorisch kunnen repareren, want wat dat vulstuk doet is voornamelijk de lagers op zijn plaats houden. Opgevuld met een aantal rip-ties op de as ging dat nu ook. Op dit moment vaar ik er al weer dagen mee en het lijkt te werken. En zo zul je onderweg veel improvisorische reparaties moeten doen met de middelen die je op je boot kunt vinden. Het aardige is dat als iemand naar je boot kijkt hij niet weet waar deze reparaties zich bevinden en hoe lang die het al volhouden. Alleen jij weet dat, maar elke zeiler heeft dat soort reparaties op zijn boot.

Dan nu tussendoor even iets over mijn reis. Ik weet wel dat er velen zijn die eenmaal in hun leven met hun boot de Pacific bezoeken en daar dan ook drie tot wel vijf jaren eilanden willen bezoeken. Het leven ziet er dan als volgt uit. Beetje het eiland bekijken, wat boodschapjes doen, nu en dan even zwemmen, bij elkaar op bezoek gaan en vooral bij zonsondergang de sundowners achterover slaan (en dan bedoel ik alcoholische drankjes) en de volgende dag hetzelfde. Ik zou mijn tijd zo niet kunnen doorbrengen en heb dus een heel ander plan. Ik ga proberen om binnen twee jaren de wereld rond te zeilen. Als dat lukt dan zou ik volgende zomer weer terug zijn in Nederland. Ik doe dat niet om een of ander record te vestigen, want anderen hebben dat veel sneller gedaan. Ik doe dat omdat ik altijd reizen van twee jaren heb gemaakt en waarom zou ik dat nu niet ook doen. Onderweg kom ik genoeg leuke eilanden tegen waar ik een korte of langere stop zal houden. Het geeft me ook een doel en dat heb ik altijd nodig. Om het hele vaarschema hier uit te leggen dat neemt teveel papier in beslag, maar ik kan wel zeggen dat ik in december of januari in Kaapstad zou moeten zijn. Want ik plan mijn reis langs Zuid-Afrika en niet de Middellandse Zee. Dat laatste doe ik niet om Somalië en zijn piraten te vermijden. Ik heb het niet zo op die streek, maar als ik een groep tegenkom die daar langs gaan varen in konvooi met wellicht nog marineschepen erbij, dan ben ik wellicht over te halen om mijn reisroute te wijzigen. Gebeurt dat niet dan ga ik mooi rondom Kaap de Goede Hoop. Wat velen zich niet realiseren is dat je door de orkaanseizoenen slechts de keuze hebt om de reis in twee of in drie jaen of meer te doen. Er is geen tussenweg. Als je in die twee jaren niet op een bepaalde plek op de aardbol bent, dan zul je je tijd uit moeten zitten totdat je verder kunt in verband met de orkanen. En dan praat je niet over een paar maanden maar al snel over een halfjaar. En omdat die orkaanseizoenen verschillend zijn over de aardbol moet je je reis heel nauwkeurig qua tijd plannen. Gelukkig heeft Jimmy Cornell dat in zijn boek Worl Cruising Routes al voor ons oceaanzeilers gedaan. In zijn boek kun je precies lezen waar je op welk moment moet zijn. En dat is tijdens deze reis mijn Bijbel.

Inmiddels waren er twee catamarans die hun roer verloren hadden op de overtocht van de Galapagos naar de Marquesas. Er werd over de radio dus druk gecommuniceerd over lasmogelijkheden op Hiva Oa of Nuku Hiva. Op Hiva Oa was een kleine legerbasis en voor noodsituaties waren zij bereid om laswerkzaamheden te verrichten. Ik hoorde zelfs dat ze dit gratis deden, omdat een dergelijke klus hen in ieder geval wat te doen gaf en ze zich blijkbaar verveelden. Als een catamaran een roer verliest heeft ze altijd nog een tweede. Als een monohull een roer verliest moet hij een noodroer maken met behulp van een genuaboom en een blad. In een noodgeval zou ik daar het servoroerblad van mijn Ariës windvaanstuurinrichting voor gebruiken. Dat is stevig genoeg voor een roerblad. De genuaboom moet je dan met behulp van touwen scharnierend aan het hekwerk vastmaken. Ja, en dan blijft er niets anders over dan uren achter elkaar aan het roer te staan. Om te rusten zou je dan af en toe moeten gaan bijliggen. Door een bepaalde stand van de zeilen en het roer parkeer je de boot dan als het ware voor een tijdje. Is ook een beproefde methode om een storm te doorstaan.

Ik was in een hogedrukgebied terechtgekomen, vlakbij het centrum daarvan, en had nauwelijks wind. Woensdag 15 juni had ik in de afgelopen 24 uren 56 zeemijlen afgelegd. Maar ik klaagde niet, want ik voer in een van de mooiste zeilgebieden in de wereld. Ik was inmiddels bij de Tuamotu’s, een gebied van atollen, terecht gekomen. De eerste kleine atol Tikei was ik ’s nachts gepasseerd en het zou niet lang meer duren of ik zou midden tussen de grotere atols varen op mijn weg naar Tahiti. Ver zuidelijk in deze atollenreeks doet Frankrijk nog steeds zijn atoomproeven. Ondanks protesten van de polynesiërs en eigenlijk de hele wereld gaat Frankrijk nog steeds door met die proeven. Wellicht dat Frankrijk daarom heel Frans Polynesië zo ruim voorziet van financiën. Want als de spullen op deze eilanden drie tot vier keer zo duur zijn als bij ons thuis, dan moeten de verdiensten van de Polynesiërs wel geweldig zijn. En al dat geld komt uit Parijs.

Nu dan toch even het thema van het motorsailen bij de kop pakken. Als je tijdens het oceaanzeilen in een windstilte terecht komt, dan is de verleiding groot om te gaan motorsailen. Je houdt dus de zeilen op en doet daarbij de motor aan. Maar voordat je het weet heb je in een paar dagen je dieselvoorraad opgemaakt. Dat gebeurde dus ook tijdens de Atlantische oversteek bij sommige boten van de ARC. Paniekberichten kwamen binnen van boten die hoopten dat er boten bij hen in de buurt waren omdat ze nog maar heel weinig diesel over hadden. Mijn advies aan al deze schippers is, heb geduld en zit de windstilte uit. Wind komt er altijd, het is slechts een kwestie van wachten. Die diesel heb je nodig om stroom te draaien en je accu’s op te laden. Een oceaanzeiler die lange tijd gaat motorsailen is verkeerd bezig. Op korte afstanden zou je het kunnen doen, maar dan komt de eer van de zeiler om de hoek kijken. Het wordt nog steeds als onwaardig beschouwd als je lang op de motor vaart als zeiler. Ik weet nog hoe tijdens het radioverkeer tussen de ARC-boten om de boel wat op te leuken, de vraag werd gesteld aan een ieder hoeveel hij de motor had gebruikt voor de voortbeweging. Die vraag werd maar zelden beantwoord en er was zelfs een zeiler die zei dat dit een impertinente vraag was die niet gesteld mocht worden. Engelsen kunnen dit zo mooi zeggen in hun taal zonder iemand uit te schelden. Maar de boodschap was duidelijk, deze vraag werd niet op prijs gesteld. Maar nog steeds wordt onder zeilers na een lange overtocht gevraagd hoeveel dagen de overtocht geduurd had en hoe lang de motor daarbij was gebruikt. Het gaat om vergelijkingsmateriaal waarbij ze dan hopen dat zij minder dagen nodig hebben gehad en minder de motor hebben gebruikt. Dat zou dan moeten aantonen hoe geweldig hun boot is en hoe geweldig de schipper is. Ik houd mij daar verre van, want daar ligt mijn belangstelling nu helemaal niet. Met zo min mogelijk schade van A naar B zien te komen, daar komt het wat mij betreft op aan.

Op woensdagavond zag ik op een gribfile dat de wind tot zondag 5 knopen of minder zou zijn. Ik was nu nog zo’n 50 zeemijlen verwijderd van de grote atol Fakarava en had via de SSB radio al gehoord dat daar meerdere boten geankerd lagen. Ik had die avond ook van een boot gehoord dat hij daar betere wind afwachtte en dat het nutteloos was de komende twee dagen Papeete te bereiken op zeil. Nu moest ik dus beslissen of ik Fakarava zou aandoen of toch door zou zeilen met een minimale snelheid van 1.5 tot 2 knopen naar Papeete. Ik had besloten de volgende dag bij dageraad en als ik dichter bij Fakarava zou zijn te beslissen of ik een stop zou inlassen. Ik zou daar natuurlijk mooi mijn boot schoonmaken. Want in verband met de haaien had ik dat niet kunnen doen op de ankerplaats op Hiva Oa.

Ik ben inderdaad de volgende ochtend de atol Fakarava binnengegaan en heb daar geankerd. Voordat ik op mijn ankerplaats was zag ik op een mooi plekje eerder in de atol een catamaran liggen. Toen ik op de kaart keek zag ik dat de diepte daar vlakbij een strand vijf meter was terwijl de reguliere ankerplaats wel vijftien meter diepte had. Ik verkoos het dus aanvankelijk om bij dat strand te gaan liggen. Toen ik bijna bij dat strand was kwam de catamaran me tegemoet, ze gingen weg. Ik vroeg hem nog hoe de bodem was en of dat zand was. Hij antwoordde, het was een Fransman maar hij sprak Engels, dat het inderdaad zandgrond was met hier en daar een koraalrots maar die zou je duidelijk zien. Toen ik echter verder voer zat ik ineens tussen allemaal koraalrotsen die of een paar meter of slechts een halve meter onder water staken. Ik voer gelukkig heel langzaam, maar het was al te laat. Ik ramde een koraalrots hetgeen een schrapend en afbrokkelend (gelukkig) geluid maakte. Ik schrok me kapot. Dit was helemaal geen goeie ankerplaats, het was hier bloedlink. Ik zette snel de motor in de achteruit en zo manoeuvreerde ik de boot weer uit dit mijnenveld van koraalrotsen. Ik heb mezelf behoorlijk de schuld gegeven van dit voorval, want er is een regel dat je als schipper je nooit moet laten beïnvloeden door wat anderen doen. Ik had gewoon naar de ankerplaats moeten gaan die op de kaart stond aangegeven en niet nadoen wat die Fransman in zijn vermetelheid had gedaan. Want dat hij niet met die breede boot een stuk koraalrots heeft geraakt is mij een raadsel. Misschien heeft hij er trouwens bij binnenkomst ook wel een geraakt. Maar toen hij wegvoer deed hij dat met grote snelheid, ik denk dus dat hij gewoon heel veel risico nam. En dat had ik nu juist niet moeten doen. Moet je je voorstellen dat voorlopig hier je grote reis eindigt omdat je polyesther boot door een koraalrots wordt open gespiest. Want scherp waren ze, die rotsen. Toch bleek gelukkig bij nader onderzoek op de reguliere ankerplaats dat er geen beschadiging aan de romp was. Het is toch een beste stevige boot, zo’n Oostzeejol.

Op dezelfde dag ben ik begonnen de romp van onderen schoon te maken. En de volgende dag heb ik die klus afgemaakt. Want het was een best karwei. Op de donderdagavond had ik mijn buren, een Deens stel, op bezoek. Ik kreeg van hen vers brood, chocolaatjes en Nieuw-Zeelandse kaas. We hebben ervaringen uitgewisseld en daar zaten weer een paar bijzonder leerzame bij. Zo bleek dat je op deze ankerplaats op moest passen met je ketting. Als de boot door veranderingen in windrichting rond ging draaien dan wilde de ketting nogal eens om een koraalrots vast gaan zitten. Zij hadden dat al tweemaal gehad. En door puur toeval kon je op één dag de bodem goed zien en konden ze precies zien hoe ze door met hun boot een cirkel te varen weer los konden komen. Het water was namelijk wel helder, maar bij de bodem was het toch melkachtig wit en kon je niet goed zien. Om te voorkomen dat je ketting vast ging zitten, was het op deze ankerplaats gebruikelijk om elke vijftien meter ketting een stootwil eraan vast te maken zodat onder water de ketting werd opgetild. De diepte was vijftien meter dus je moest al snel vijftig meter ketting steken. Dat was ook precies het maximum dat ik aan boord had. Maar die truc van die stootwillen zou ik onthouden, die kon nog wel eens van pas komen. Toen ik er lag draaide de flauwe wind die er was niet en ik kon op een helder moment zien dat mijn ketting gewoon over het zand lag. Ik heb er dus geen stootwillen aan vast gemaakt omdat dat nu niet nodig was.

De gribfiles gaven aan dat er zaterdag 18 juni in de namiddag weer wind zou zijn. Het moment tussen hoog en laag water was om 16.12 uur lokale tijd, had ik berekend. Dat zou dus een goed moment zijn om de reis voort te zetten naar Papeete. Ik had van de Denen gehoord dat omstreeks de 25 juni er een soort bijeenkomst van boten was in Papeete en dat dan alles wel propvol zou zijn. Wellicht kon ik nog proberen om dat voor te zijn. De volgende dag,zaterdag 18 juni stond er ´s morgens al een mooie wind dus ik besloot om zes uur eerder te vertrekken in verband met het getij. Toen ik echter bij de uitgang aankwam zag ik witte koppen op de golven. Toch heb ik de Sogno d´Oro er doorheen gestuurd. Het waren korte drie meter hoge golven, maar de Oostzeejol ploegde er zich doorheen als een ware reddingsboot. Het was gelukkig maar een stukje van zo´n halve zeemijl en ik liep een vaart van 6 tot 7 knopen. Achteraf gezien zal het een uurtje later rustiger zijn geweest, maar ik had nu eenmaal doorgezet en moest er even doorheen. Nadat ik weer in wat rustiger vaarwater was gekomen zag ik dat er toch water in de kajuit was gekomen. Het luik was weliswaar goed afgesloten maar er had een paar maal massief water op het kajuitdak gestaan dat had blijkbaar toch zijn weg door het luik gevonden. Ik zal de rubbers nog eens controleren als ik geankerd lig bij Papeete. Het water was op de tafel terecht gekomen en het was gelukkig niet veel. Maar het was wel precies op mijn kleine notebook gekomen die ik voor het navigeren gebruik. Nu vertoonde mijn notebook al kuren en het navigeren met de cursor was steeds moeilijker geworden. Snel heb ik mijn laptop te voorschijn gehaald waar dezelfde programma´s op staan en al snel had ik de elektronische kaart met mijn bootje daarop weer op het scherm. Ik zal toch moeten kijken of ik ergens een vervanger voor de notebook kan kopen want je moet altijd een back-up hebben als je met elektronische kaarten werkt. Want bij het opstarten van mijn notebook, nadat ik hem een uurtje in de zon had laten liggen, ging weliswaar nog lang genoeg om mijn laatste reisverslag ervan af te halen, maar het scherm viel al regelmatig uit. Nu laat ik hem rusten en zie wel of hij nog weer bij zinnen komt. Maar ik verwacht er niet veel meer van. Oceaanzeilen is van A naar B varen met zo min mogelijk schade. Schade zal er altijd zijn en daar moet je je nu eenmaal bij neerleggen.

Op zondag 19 juni kreeg ik grote regenbuien over me heen met veel wind. De golven waren 2 tot 3 meter hoog en het was een warrige zee. Toch ging de boot er met 5 tot 6 knopen doorheen en maakte ik hele goede voortgang. Toen ik op mijn favoriete plekje in de kajuitingang zat en een beetje naar het dek tuurde – je bent altijd bezig met het inspecteren van het materiaal – zag ik een donkere streep in een hoek van de mastvoet. Ik ging op onderzoek uit en het bleek inderdaad een vijf centimeter lange scheur in de roestvrij stalen constructie te zitten. Op de andere hoek zat ook het begin van een scheurtje. Dit zou ik moeten laten lassen. Ik zou kijken of er in Papeete een goede mogelijkheid is en anders onderweg in een andere haven. Wellicht was dit gebeurt tijdens het wildwatervaren bij het verlaten van de atol Fakarava. Toch ook weer een punt van aandacht: een versterkende manchet laten lassen om de mastvoet.

Maandag 20 juni was ik nog maar 15 zeemijlen verwijderd van Papeete toen ik op het Pacific Reef Runners Net Geoff van de boot Duetto hoorde en hij lag geankerd voor de marina Taina op Tahiti. Toen ik hem om informatie vroeg gaf hij mij aanwijzingen om bij die marina te komen. Ik moest een landingsbaan tweemaal kruisen en daarbij toestemming vragen aan Port Control en dan zou hij bij de marina met een gele dinghy me tegemoet komen en naar een ankerplaats leiden. Zo gezegd, zo gedaan en het was maar goed dat ik daar naartoe ben gegaan want via de marifoon hoorde ik een boot die naar het centrum van Papeete ging, maar vanwege de omstandigheden daar er toch voor koos om naar marina Taina te gaan. In het centrum van Papeete was het overvol en je lag meteen aan een rumoerige weg. De marina Taina was ideaal voor mij. Je kon je dinghy veilig achterlaten in de marina. Met het uitklaringsbewijs kon je in de marina bij het tankstation belastingvrij diesel tanken. Een hele grote Carrefour (supermarkt) was op tien minuten lopen van de marina, een McDonald op vijf minuten afstand en tegenover de Carrefour een bushalte voor de bus naar de stad Papeete. De eerste dag ben ik meteen inkopen gaan doen bij de Carrefour. Het is op het eiland erg duur, maar de kwaliteit is prima. Ik heb ruim Franse kaas ingeslagen en kant en klaar maaltijden. Daarna ben ik bij de McDonalds een grote hamburger met patat en cola gaan eten. Het is gek, maar daarnaar verlang je als je dagenlang op zee zit en voornamelijk voeding uit blik eet. En toen heb ik de gescheurde mastvoet omwikkeld met nylon touw. Om 17.00 uur zat ik met Geoff en zijn vrouw Pat (Nieuw-Zeelanders) voor een happy hour in een bar en ontmoette daar vele andere zeilers. De volgende dag ben ik gaan inklaren en uitklaren in Papeete. Het uitklaren had ik gedaan met als opgave dat ik de volgende dag, de woensdag, zou vertrekken naar Tonga. De rest van de dinsdag heb ik weer in Carrefour doorgebracht en ik heb twee boodschappenwagens naar de marina vervoerd. Op woensdag heb ik water en diesel geladen en nog wat laatste klussen aan boord gedaan, zoals het vervangen van de lijnen van de Ariës. De marina had namelijk ook een kleine watersportwinkel en die verkochten hoogwaardige lijnen. Ik moest voor 10 meter 60 US dollar betalen (ik mocht in dollars betalen) maar de kern van deze lijnen was niet het goedkopere polyesther maar een materiaal dat niet rekt. En voor mijn Ariës is het beste materiaal gewenst, immers hij stuurt terwijl ik mijn handen vrij heb. Woensdagochtend stond er geen zuchtje wind, maar op een gegeven moment verschenen er wat wolken en kwam de wind opzetten. Daar heb ik gebruik van gemaakt en ik ben door een kleine uitgang ten zuiden van de marina naar buiten gezeild. Bij die uitgang kon je links en rechts surfers zien die op de hoge golven hun kunsten vertoonden. Maar bij de uitgang was het water normaal en waren geen golven te zien. Ik zat rustig in de kuip toen ik ineens met een enorme kracht door de kuip gesmeten werd. Ik kwam met mijn borst tegen de kajuitingang en bezeerde me daarbij lelijk. Het zal me zeker een paar gekneusde ribben opgeleverd hebben. Het moet een grondzee geweest zijn die de boot zo abrupt gestopt heeft, want ik heb de grond niet geraakt en ook geen voorwerp. Later heb ik deze gebeurtenis op het Pacific Reef Runners Net verteld zodat anderen gewaarschuwd zijn als ze daar naar buiten varen. De rest van de dag was het moeilijk varen. De wind kwam tussen de eilanden van alle kanten en de golven ook. De motor moest bijgezet want de wind was maar 5 knopen sterk. En zo heb ik de rest van de dag en de nacht doorgevaren met een laag toerental en een snelheid van 3,5 knoop. De volgende ochtend kon ik dan eindelijk weer zeilen. De wind was weliswaar nog steeds matig, maar de zee had zich bedaard en de wind was voldoende om een snelheid van 3 knopen te halen. En dat is voor mij voldoende.

Ik had heerlijk eten aan boord en ik heb het er goed van genomen. De eerste avond at ik witte rijst met kippevlees in Uncle Ben’s Sweet and Sour Sauce en ik at ook regelmatig een stuk baguette met Roquefort. Een paar kiwi’s of een appel na, en de maaltijden waren compleet. Het was echt genieten.

In de nacht van donderdag 23 juni op vrijdag 24 juni vond ik eindelijk de goede wind. Hij blies nu met 15 knopen uit een constante richting en de boot deed meteen 5,5 knopen. Als de Oostzeejol goede wind krijgt uit een gunstige hoek dan speert ze ook over het water. Ik zou het ook gezien zijn vorm een werkschip willen noemen. Absoluut geen wedstrijdboot, maar een veilige solide boot die met de juiste wind heel wat mijlen kan maken. En als oceaan- en cruisezeiler ben je daar veel meer in geïnteresseerd dan in een lichte wedstrijdboot. Nu ken ik wel de voordelen van het je snel kunnen verplaatsen. Je kunt soms met een hoge snelheid zelfs stormen ontlopen. Maar het lichtere materiaal geeft op lange afstanden toch de nodige problemen. Dan liever klein en stevig. Maar genoeg hierover, ieder zijn voorkeur.

De dagen daarna bleef de wind krachtig en dat zorgde voor dagafstanden van 114 en 123 zeemijlen. Ik kreeg wel even flink last van mijn gekneusde ribben op vrijdagavond, het ademen was pijnlijk en liggen was helemaal niet te doen. Maar met wat paracetamol had ik de dagen daarna toch een goede nachtrust en kwamen de ribben tot rust. Als solozeiler zit je niet op dit soort blessures te wachten. Maar het is niet de eerste keer dat ik ergens tegenaan geslingerd ben. Meestal levert dat een pijnlijke blauwe plek op, maar deze keer was het dus even wat heftiger.

Ik stevende nu af op de datumgrens. Die ligt fysiek weliswaar op 180 graden westerlengte, maar Tonga en Fiji hebben zich aangepast aan Nieuw-Zeeland en Australië en gebruiken dus diezelfde datum. Dat betekent dat als ik in Tonga aankom ik een dag kwijtraak. Het is dan niet twaalf uur vroeger dan bij jullie, maar twaalf uur later. En dat verschil is dus precies een dag. Verder zal ik me in Tonga moeten aanpassen aan de diep religieuze cultuur. Op zondag wordt niet gewerkt en de vrouwen bedekken altijd hun schouders terwijl de mannen lange broeken en overhemden dragen. Dit is allemaal boekenwijsheid en ik zal dus eerst bekijken hoe de huidige situatie is.

In het weekend zag ik op de gribfiles dat de wind naar het noorden zou draaien en zou gaan liggen gedurende meerdere dagen. Op de kaart zag ik dat ik twee Cook eilanden – die staan onder protectie van Nieuw-Zeeland – zou passeren. Ik zou dus als er echt windstilte zou optreden daar een stop kunnen inlassen. Weliswaar moest ik op maandag nog een 900 zeemijlen tot Tonga en lag Niue, één van die Cook eilanden op 200 mijlen van Tonga, het andere eiland lag op 100 zeemijlen van mij vandaan. Het heet Aitutaki en de ingang en de atol zelf is bijzonder ondiep. In het pilotboek wordt gesproken over 1,80 meter en soms iets ondieper vanwege getijden of wind. Nu heb ik maar 1,25 meter nodig, maar ik zou rustig kijken hoe de situatie was wat het weer betreft als ik er in de buurt zou komen. Ondertussen had ik zondagavond op een Engels net gehoord dat de Guppy van Laura Dekker zich nog bij Bora Bora bevond en op weg was naar Niue. Ze lag 300 zeemijlen achter mij. Vanuit Tahiti was zij naar Bora Bora gegaan, terwijl ik na Tahiti meteen was doorgereisd richting Tonga. Ik probeerde op het net nog een relay voor haar te doen omdat ik haar zacht hoorde en de netcontroller helemaal niet, maar haar zender is niet krachtig genoeg en vervormt snel. Ik kon dus alleen de scheepsnaam horen en een ander die dichter bij haar in de buurt was moest overnemen.

Het leuke van dit oceaanzeilen is dat je lang onderweg bent en tijdens zo’n overtocht tijd genoeg hebt om veel te lezen over je nieuwe bestemming. Ik heb daar diverse boeken voor en ook op de computer heb ik bestanden met informatie daarover. Soms zoek je naar een specifiek item, of ze bijvoorbeeld in de haven een tankstation hebben, of dat ze een watertap hebben en het water drinkbaar is. Meestal kun je dat soort informatie wel vinden. Maar vooral ook hoe de haveninvaart is en waar de gevaren liggen. Tonga heeft inhammen als Noorse fjorden en je moet goed oppassen waar je vaart. Ik vond zelfs verslagen van schepen die er geweest waren en uitvonden dat de elektronische kaarten niet altijd klopten. Meestal was het dan zo dat je verkeerde informatie van die kaarten kreeg als je niet voldoende inzoomde. Als ik een haven binnen vaar zet ik hem altijd op de grootste stand die nog nieuwe informatie biedt. En dan centraliseer ik de pointer zodat die gewoon tijdens het varen meeloopt en ik niet mijn kajuit in moet duiken voor het nieuwe plaatje. Ik heb daar zo mijn technieken in ontwikkeld. Het is bijvoorbeeld ook belangrijk dat je je computer zo instelt dat hij niet ineens in een slaapstand gaat staan of dat de screensaver aanslaat. Dat kun je echt niet hebben als je een moeilijke haven invaart. Maar ik heb het allemaal al een keer meegemaakt en ervan geleerd. Die twee voorbereidende jaren vóór deze grote reis hebben veel opgeleverd. Maar eerlijkheidshalve moet ik wel toegeven dat ik toen ook niet had durven hopen dat ik echt nog eens om de wereld zou zeilen. Dat plan is langzaam gegroeid en pas in het Caribisch gebied is het werkelijkheid geworden.

Toen ik dichtbij die kleine atol Aitutaki was – ik zou een omweg van 25 mijlen naar het zuiden moeten maken – had ik nog steeds 15 knopen wind. Die was weliswaar inmiddels verder naar het noorden gedraaid en werd zelfs noordwest, maar ik had nog steeds een bezeilde koers. Ik ben dus niet gestopt en gewoon verder gezeild naar mijn bestemming Neiafu op Tonga. Op dinsdag, later op de dag draaide de wind naar het westen en werd steeds lichter. Hij was nu nog maar 5 knopen en recht op de kop. Ik moest ’s avonds de motor bijzetten en een groot gedeelte van de woensdag. Maar woensdagmiddag draaide de wind naar het zuiden en zwelde aan tot 8 knopen. De motor kon weer uit en de genua kon bijgezet worden. Langzaam draaide de wind weer naar zuidoost en werd 10 tot 12 knopen. Een onverwacht genoegen als je de gribfiles mocht geloven. Iedereen moest de motor bijzetten, ook zij die naar Bora Bora onderweg waren of in de buurt van Tahiti voeren. Men hield er rekening mee dat dit tot ver in het weekend zou doorduren. Ik had contact met Laura Dekker van de Guppy en heb haar van weerinformatie voorzien. Zij zat in een gebied, 250 zeemijlen noordoostelijk van mij, waar de windstilte wat langer duurde. Pas op de zaterdag mocht zij weer 10 tot 15 knopen uit het zuidoosten verwachten. Ze bleek zelf geen gribfiles of weerfaxen te kunnen ontvangen en was geheel afhankelijk van het contact met haar vader. Ze was blij met mijn informatie die helemaal op haar locatie was toegespitst en op korte termijn beschikbaar was. En ik was blij met niet alleen de aanschaf van de SSB radio, maar ook van het Pactor modem wat die informatie aan mij kon verschaffen. ’s Avonds was ik wel even minder gelukkig en tevreden toen ik een fles rode limonadesiroop onderuit ging na een schuiver van de boot. Toen moest ik wel even aan de bak om alles weer schoon te maken.

Op vrijdag 1 juli bleek tijdens een gesprek met Laura dat zij niet, zoals wel op haar website staat, via het Suezkanaal gaat maar via Kaap de Goede Hoop. Ze vroeg mij namelijk naar mijn plannen en toen ik die vertelde was ze bijzonder enthousiast omdat ze graag met een andere boot opvaart. En dat kan ik goed begrijpen. Het is prettig als je met tenminste één andere boot opvaart. Dan kun je via de SSB radio goed contact onderhouden en je kunt elkaar informeren over bestemmingen en weer. Ze had slechts één andere boot, waarschijnlijk een solozeiler, ontmoet die ook onze route zou volgen en die was op dit moment onderweg van Niue naar Tonga. Het is dus mogelijk dat er een driemanschap ontstaat. Laura had precies hetzelfde tijdschema voor haar reis naar Afrika als ik, en ook dat verbaast me niets, want als je het boek van Jimmy Cornell raadpleegt dan zijn er tijdstippen waarop je op bepaalde plaatsen moet zijn i.v.m. de orkaanseizoenen. Toch wel leuk hoe uit zo’n toevallig contact een langer samen reizen kan ontstaan. De Guppy van Laura is veel sneller dan de Sogno d’Oro, het is een ketch getuigd en slank schip. Om een voorbeeld te geven: zij heeft over de passage van de Galapagos naar de Marquesas 17 dagen gedaan, ik 32 dagen. Zij kan snelheden halen van 7 knopen terwijl ik met 5 dik tevreden ben. We moeten dus nog maar zien in hoeverre of we echt trajecten samen opvaren. We zullen elkaar zeker vaak tegenkomen in havens omdat ook zij moet wachten op het juiste moment om verder te varen.

De verwachte hardere wind kwam inderdaad op zaterdag, maar ik zag op de gribfiles dat deze dinsdag al weer zou afnemen. Er was een nieuw lagedrukgebied boven Tonga die de winden van het hogedrukgebied wegnam. Nieuwe windstiltes zouden het gevolg zijn. Het was nu zaak om zo snel mogelijk die laatste 400 zeemijlen tot aan Neiafu af te leggen. Onderweg zou ik nog de atol Niue tegenkomen, maar daar was het op de ankerplaats slecht toeven met de deining die door de harde wind was ontstaan. Ook Laura wilde daarom niet stoppen bij Niue zoals eerst wel haar plan was geweest. Zij zat nog 125 zeemijlen achter mij, maar maakte dagafstanden van 140 zeemijlen met haar Guppy. Zaterdagmiddag hadden we trouwens een gesprek over het vervolg van haar reis na Neiafu. Ze had op de Marquesas bij kennissen aan boord een film gezien van een doortocht door de Rode Zee die deze mensen eerder hadden gemaakt. Daarbij kon je op de marifoon horen dat er regelmatig aanvallen waren door de Somalische piraten. En toen heeft Laura haar plan omgegooid en een tocht langs het Suez-kanaal laten vallen. Nu wilde ze van Neiafu naar Suva op Fiji, Port Vila op Vanuatu, de Torres Street, Darwin in Australië en van daaruit naar de Cocos Islands en verder via Mauritius naar Afrika. Dat plan zag er goed uit. Maar als je een stop in Australië wilt maken – niet alleen Darwin ligt in Australië maar ook de Cocos Islands behoren daartoe – dan moet je een visum hebben. En zo’n visum, had ik gelezen, kun je krijgen bij de Australische ambassade of consulaat in Suva op Fiji. Zij had zich daar nog niet mee bezig gehouden. In Darwin zou haar vader overkomen en dan zouden ze de boot klaarmaken voor de overtocht naar Afrika. Ik had zelf mijn reis tussen Fiji en Afrika nog niet ingevuld. Wel dat ik eind augustus, begin september door de Torres Street zou moeten varen, maar nog niet de havens tussen Fiji en Afrika. Aanvankelijk voelde ik er niet veel voor om een visum voor Australië aan te vragen. Bij aankomst doen ze namelijk heel moeilijk bij jachten. Veel formaliteiten en spitsvondigheden, ze maken het de cruisers niet makkelijk. Waarschijnlijk zijn ze er voor beducht dat de Yachten blijven hangen in Australië met hun boot en teren op de Australische gemeenschap. Hoe het ook zij, het plan van Laura gaf voldoende stops om niet maanden op zee te hoeven doorbrengen tijdens een overtocht. Ik zou er nog eens over nadenken.

De nacht van zondag op maandag werd een zware nacht vanwege diverse squalls die overtrokken. Veel regen en veel wind brachten deze squalls. En ’s morgens kwam ik er achter dat de wind inmiddels was gedraaid naar westnoordwest waardoor ik scherp aan de wind moest gaan varen. De golven waren nog steeds hoog, tot wel 3 meter, en de wind kwam niet veel lager dan 20 knopen. En daar moest ik dus tegen op boksen. Mijl voor mijl werd van de nog te gane afstand afgetikt en het was de vraag wanneer die periode van windstilte zou komen en hoe ver ik dan nog van mijn bestemming af was. Nou, die periode begon dus op de dinsdag. De wind hield er ineens mee op en toen moesten Laura en ik de motor wel opstarten. Zij was nog 8 zeemijlen bij mij vandaan. We hebben toen laat in de middag rendez-vous gemaakt en zij probeerde een reep chocola naar mij toe te gooien. Dat mislukte en Neptunus moet ons nu wel goed gezind zijn. Ik kreeg het wel voor elkaar om een blik voeding naar het te gooien. Het is een interessante maaltijd die ik bij Carrefour op Tahiti gekocht had. Je mengt de inhoud van een blik met een bijgeleverde plastic bak met hele fijne rijst en dan zet je dat 30 minuten in de koelkast. Ik had het al eerder geprobeerd en het is een heerlijke maaltijd. Verder heb ik bij aankomst van Laura een deuntje op de trekzak gespeeld. Ze heeft me beloofd in de haven Neiafu voor mij een deuntje op gitaar te spelen. Overigens hadden we nog een leuk gesprek over de Midget. Zij had de Midget herkend op de ankerplaats bij Balboa en dat vond ik vreemd omdat niet veel Nederlanders de Midget als boottype kennen. Het bleek dat Laura serieus met de gedachte gespeeld heeft om een Midget aan te schaffen voor haar wereldomzeiling omdat ze het zo’n leuke en ruime boot vindt voor zijn lengte. Uiteindelijk vond ze de tweemaster Guppy en ging de aanschaf van een Midget niet door. Toen ik haar de ontstaansgeschiedenis van de Midget 26 vertelde kende ze die nog niet en vond ze dat heel bijzonder. Na onze rendez-vous heb ik voor haar gribfiles opgehaald en aan haar voorgelezen en toen heb ik de afstand tussen onze boten vergroot tot een halve zeemijl voor de nacht. Morgen kwam ik dan wel weer langszij. We hadden inmiddels ook contact met twee Amerikanen, een vader en zijn zoon, die ook onze route varen op dezelfde momenten. Dat driemanschap van schepen is dus nu een reële mogelijkheid geworden. Ze wachten ons op in de haven van Neiafu waar zij inmiddels aan een mooringboei liggen.

’s Morgens tijdens het Pacific Reef Runners Net had ik weer contact met Laura. Ze ging veel te hard met haar boot en zou het bezaanzeil naar beneden halen. Ze was nu 17 mijlen voor mij uit en zou waarschijnlijk de nacht voor Tonga moeten ronddobberen om vervolgens bij dageraad de haven van Neiafu in te varen. Neiafu is een zgn. Hurricane Hole en dus omgeven door hoog gebergte. De invaart is niet eenvoudig en kan beter niet ’s nachts worden ondernomen. Ik voer zelf met een goede vaart om de volgende morgen bij dageraad voor de haveninvaart te liggen. Laura en ik zouden elkaar weer ontmoeten bij Tonga en we hebben tijdstippen afgesproken waarop we elkaar via de SSB radio zouden contacten. Ik was blij met de 10 knopen uit het zuidoosten die er nog steeds was. Alles is beter dan op de motor de laatste honderd mijlen afleggen. Toch moet ik uiteindelijk de laatste 50 zeemijlen de motor bijzetten om bij dageraad samen met Laura de haven binnen te varen. En zo gebeurt het dus. We gaan achter een heel groot cruiseschip naar binnen en de natuur in de baai voor de haveningang is overweldigend. Hoge groene bergen met palmbomen. Het is de mooiste aankomst tot nu toe, schrijft ook Laura later in haar weblog. Samen klaren we in, en dat blijkt een tijdrovende bezigheid te zijn. Quarantaine, immigratie, douane, health, je moet ze allemaal langslopen. En bij vertrek immigratie, douane en havenkapitein. We meren beiden af aan meerboeien en zitten al heel snel aan een uitgebreid ontbijt met koude vruchtensap bij het restaurant Aquarium. Dit wordt ons favoriete restaurant, want Mike de eigenaar van het restaurant is helemaal verbaasd en enthousiast over het rond de wereld zeilen van 15-jarige Laura. Hij zal er alles aan doen om haar verblijf zo aangenaam mogelijk te maken. En zo brengen wij nu de dagen door in de haven van Neiafu en zullen er een week blijven. Dan varen we door naar Suva op Fiji. Maar daarvoor moeten we eerst een formulier invullen en minstens 48 uur van tevoren naar Suva faxen of mailen. Het blijkt dat Nieuw-Zeeland, Australië en Fiji de aankomst van een jacht ruim van tevoren aangekondigd willen zien. Verschrikkelijk al dat papierwerk, maar het hoort erbij als je rond de wereld vaart. Zo, dit was het even voor nu en hoe het verder gaat verhaal ik in een volgend reisverslag.


Laat een reactie achter