2 mei 2011 (derde reis)

Geschreven door Henk Oosterwijk.
Datum: 2 mei 2011.

Ik zal jullie deelgenoot maken van berichten over aankomst Colon, voorbereiding doorvaart Panamakanaal, doorvaart Panamakanaal en aankomst ankergebied Balboa, die ik op verzoek van Nederlandse boten aan hen gestuurd heb. Ze geven heel goed weer wat ervoor nodig is om door het Panamakanaal te varen. En die doorvaart was voor mij toch wel een mijlpaal op deze reis.

“Ik ben door de oostelijke ingang van de breakwater van Colon gegaan. Dat is de geadviseerde ingang voor kleinere schepen. Je meldt je op VHF 12 bij Cristobal Signal Station. Ze hebben graag dat je dat doet voordat je bij die ingang bent. Ik ben daarna naar de Flats gegaan. Dat is een ankergebied waar jouw schip wordt gemeten en waar de loods aan boord komt. Coördinaten van mijn ankerplaats daar waren 09 20.59 N 79 54.68 W. Ik ging op zoek naar de vlakbij gelegen Panama Yacht Club, maar hoorde dat die sinds twee jaren niet meer bestaat. Het heeft dus geen zin om naar de Flats te varen bij aankomst. Wat je doet is dat je een zuidelijke koers vaart vanaf de oostelijke ingang en dan zie je aan stuurboord op een gegeven moment geankerde schepen. Die wachten daar bijna allemaal om door het kanaal te varen. Daar doe je de laatste informatie op. Mijn coördinaten op die ankerplaats waren 09 21.80 N 79 53.64 W. Maar pas op, ik heb maar 1,25 meter diepte nodig. Je hebt veel last van de pijlsnelle loodsboten en de sleepboten die de hele dag door het water speren. Dus een rustig ankergebied is het niet. De Flats is wat rustiger dus als je weet wanneer jouw kanaaldoorvaart gepland is dan zou je daar ook een aantal dagen kunnen liggen. Maar bijna iedereen blijft op die ankerplaats bij Club Nautico (de laatste coördinaten). Die club stelt niets voor, heeft geen steigers, geen faciliteiten. Je kunt bij het pompstation een koude douche nemen, maar die is volgens mij ook niet echt voor gasten bedoeld. Ik heb er nooit gebruik van gemaakt. Er is dus een pompstation waar je voor 4 dollar per gallon diesel en gratis water kunt tanken. Die diesel is tweemaal zo duur als bij het bunkerschip dat in dat ankergebied ligt. Maar ik heb het niet aangedurfd om bij dat bunkerschip te tanken, ben toch altijd bang dat het verontreinigde diesel is voor 2 dollar per gallon. Een dag voordat ik vertrok voor de doorvaart heeft de Club Nautico een pasjessysteem ingevoerd. Ze hebben namelijk links van het pompstation, er ligt ook nog een kleine scheepshelling tussen, een dinghy steiger. Daar kun je met gerust hart je dinghy al of niet op slot achterlaten. Het terrein van Club Nautico is namelijk beveiligd met hekwerk, poort met slagboom en security man. Daar betaal je 5 euro per dag voor. Ik vind het het dubbel en dwars waard, al is het alleen al maar om veilig je dinghy kwijt te kunnen en inkopen te doen. Het restaurant Arrecife is een aanrader, goed eten voor weinig geld. Zij hebben ook WiFi en als je een versterker hebt kun je hun bereiken op je ankerplaats. Het wachtwoord is ook Arrecife. Weet niet of ik het goed spel, maar het is de naam van het restaurant en de naam van de hotspot. Neem ALTIJD een taxi als je het terrein verlaat, want het is gevaarlijk in Colon. Supermarkt is vlakbij en daar kun je goed inkopen. Taxi mag binnen Colon 75 dollarcent kosten, maar ik heb eigenlijk bijna altijd een dollar gegeven. Het volgende bericht zal over het organiseren van de kanaaldoorvaart gaan”.

“Als je aankomt hoor je van iedereen dat je een scheepsagent nodig hebt. Er zijn twee soorten, de ingeschrevenen en de niet-ingeschrevenen. Het voordeel bij een ingeschreven agent is dat je geen borg van 800+ dollar hoeft te betalen. Maar die is dan ook veel duurder. Velen kiezen voor Tito (tel 64635009). Hij is veel goedkoper en doet zijn zaken goed. Is een vriendelijk persoon en geeft je alle informatie. Hij regelt de inklaring, linehandlers, huur van autobanden (fenders) die met vuilniszakken en tape beschermd zijn, huur van vier 38 meter lijnen en het uitklaren. Mijn rekening van hem bedraagt: service 75 dollar, 4 linehandlers 300 dollar, 4 lijnen 60 dollar, 6 autobanden 18 dollar en inklaren/uitklaren 50 dollar. In totaal is dat 503 dollar. Het is het dubbel en dwars waard, want hij kan alles in het Spaans afhandelen en ze kennen hem goed. Ik was in de sluis met een Canadese boot die het via Tito had geregeld en met een Franse boot die het met een aantal vrienden deed. Die laatste boot zorgde dan ook voor de nodige problemen in de sluis en het was dankzij de drie loodsen en onze professionele linehandlers dat alles goed afliep. Doen dus. Daarnaast heb je 1500 dollar nodig voor de doorvaart en de borg. Het gaat als volgt. Na het eerste contact ga je met Tito naar een kantoor voor de doorvaart. De mevrouw op dat kantoor noteert onder begeleiding van Tito de scheepsgegevens. Belangrijk is dat je opgeeft dat je 8 knopen kunt varen. Later bij het meten vragen ze je nog een keer je gegarandeerde vaart op de motor en dan geef je vijf knopen op. Ik heb zes opgegeven omdat ik dat met mijn motor kan halen. Kijk maar wat jij wilt garanderen, maar belangrijk is dat er penalties zijn als je het niet haalt en voor problemen zorgt. Zorg dat je voldoende cash dollars uit de automaat haalt waar je nu bent, want hier kun je bij een bank per dag maar 1000 dollar opnemen en dat kostte mij 23 euro bankkosten. Ik had wel op St. Maarten al 2300 dollar uit de automaat kunnen halen door dagelijks wat te trekken. Je moet Tito namelijk cash betalen en ook de organisatie van de kanaaldoorvaart. Ze accepteren geen creditcard! De eerste dag wordt een tijdstip afgesproken voor het aan boord komen van de measurer die je boot opmeet en veel papieren samen met jou invult. Het is de volgende dag en je moet daarvoor naar de Flats varen (zie mijn coördinaten). Ik neem dan altijd contact op met Cristobal Signal Station VHF 12 om door te geven dat ik op de Flats ben voor het aan boord nemen van de measurer. De mevrouw van de kanaalorganisatie vraagt je de eerste dag om na 18.00 uur een nummer te bellen om te bevestigen dat je de volgende dag op de Flats bent voor de measurer. Tito heeft dat voor mij gedaan, dus ik hoefde alleen ’s morgens om 08.00 uur te melden dat ik op de Flats was (VHF12). Ik had mijn afspraak om 10.00 op de tweede dag. Die tweede dag komt dus de measurer aan boord (zorg voor fenders i.v.m. het langszij komen van de loodsboot). Na een halfuur is hij klaar en ik heb hem met mijn dinghy naar de volgende boot gebracht. Hij vertelt je dat je na 18.00 uur een nummer moet bellen om voor het eerst te horen wanneer je gepland bent. Je krijgt een kaart met een scheeps identificatie nummer. Die geef je door en dan hoor je het tijdstip. Bij mij zaten er tien dagen tussen. Het werden er uiteindelijk negen. Vanaf dat moment bel je eigenlijk elke dag de scheduler om te horen of er wat veranderd is. Op de eerste dag koop je of een telefoon en een simkaart, of alleen een simkaart als je een ontsloten telefoon hebt die elke kaart accepteert en ter plaatse funcioneert. Ik had zo’n telefoon en de simkaart kostte 12 dollar, dit is inclusief een beltegoed van 10 dollar. Ik deed dat bij Digicel samen met Tito of zijn hulp Francisco die een taxi heeft. Het is belangrijk dat je voor het lokale contact een telefoon hebt. En dan begint het wachten. Volgende bericht zal zijn over de voorbereidingen voor de kanaaldoorvaart”.

“Was vergeten te vertellen dat je de tweede dag naar de bank gaat. Want na de measurer en de betaling aan de bank van de doorvaartkosten (1500 dollar) kun je pas de scheduler bellen (tel (507) 272 – 4202). De eerste dag ben je al met Tito naar zijn kantoor gegaan om hem daar te betalen. Belangrijk die tweede dag is dat je je bankgegevens bij je hebt. BIC en IBAN gegevens. Je moet een formulier invullen voor het overmaken van de borg naar jouw bank. Dat gebeurt na ongeveer zes weken. Je kunt er ook voor kiezen om een check te laten uitschrijven die je ontvangt na ongeveer twee en een halve week aan de andere kant van het kanaal. De meesten kiezen voor het overmaken naar de eigen bank. Ik heb al verteld dat bij de duurdere agent je geen borg hoeft te betalen. De keuze is aan jou. Je zult nog genoeg horen van de anderen op de ankerplaats. Na het bezoek aan de bank en het opmeten door de measurer ben je dus klaar voor het vernemen van je doorvaarttijdstip. Bellen na 18.00 uur”.

“Je zult al veel hebben gehoord over het verzorgen van de loods en de linehandlers. Je moet ervoor zorgen dat je een schoon toilet hebt, en een bimini of zoiets zodat er schaduw is in de kuip. Houdt een puts bij de hand want het dek kan tijdens de sluizendoorvaart zo heet zijn dat de jongens met een puts het dek koel moeten houden om er te kunnen werken. De doorvaart naar het zuiden gebeurt in twee dagen. De eerste dag doe je de eerste drie sluizen en ga je omhoog. Dan kom je op het Gatun meer en lig je aan een grote boei (ik deed dat met een ander schip) en brengt er de nacht door. De loods gaat van boord en komt de volgende ochtend om 06.30 uur aan boord. De linehandlers blijven aan boord en slapen in de kuip of op het dek. Het zijn taaie lui en ze zijn gewend aan deze omstandigheden. Tito zal adviseren om voor de warme maaltijd een grote emmer Kentucky Fried Chicken te kopen. Ik had er salade, aardappelpuree en broodjes bij. Volgens mij wordt dat erbij geleverd, anderen hebben het voor mij opgehaald. Kosten 20 dollar. En dan moet je broodjes aan boord hebben om sandwiches te maken. Ik had verder een partij snickers en kleine zakjes chips bij me als snack. De loods bleef ’s avonds niet eten maar ging meteen van boord. De volgende dag had ik een andere loods en die heb ik een warme maaltijd geserveerd die ook voor de jongens was. Daarvoor had ik de dag ervoor heel veel kipfilet gebakken en daar Uncle Bens zoetzure saus overgedaan en na afkoeling in de koelkast bewaard. Eerste dag dus KFC en tweede dag mijn eigen gemaakte rijstmaaltijd. Had heel veel broodjes, sla, tomaten, ham en kaas aan boord. Zorg voor kleine flessen water. En houd die zo goed mogelijk gekoeld in je koelkast. Je zult merken dat gekoeld drinken veel waard is voor de stemming. Ik had ook blikjes cola bij me die gekoeld waren. Tito zei overigens dat je die kip de volgende dag ook nog prima koud kon eten, maar de hele emmer was uiteraard die eerste avond al leeg en een tweede emmer op voorraad houden vond ik niet fris. Had ook geen ruimte in mijn kleine koeling omdat je zoveel drinken moet koelen. Ik heb een Brita filter en heb ook regelmatig hun flessen met water daaruit gevuld. Het koel houden van al dat drinken vraagt wat denkwerk. Bij mij is het gelukt en ik heb toch maar een heel klein bootje met kleine voorzieningen. Het moet je dus lukken. Drie dagen voor de doorvaart bel je Tito om te regelen dat hij je twee dagen voor de doorvaart de banden en de lijnen levert. Dat gebeurt allemaal bij Club Nautico. Die zul je met je dinghy aan boord moeten krijgen. Anderen kunnen je daar soms bij helpen met hun grotere dinghies. Op de dag voor de kanaaldoorvaart spreek je met Tito af wanneer de linehandlers aan boord komen. Normaliter is dat twee uren voordat je op de Flats moet zijn om de loods aan boord te nemen. Ik moest om 17.00 uur op de Flats zijn maar de loods kwam uiteindelijk pas om 19.15 aan boord. Dat werd mij verteld toen ik mij meldde bij Cristobal Signal Station VHF 12 dat ik op de Flats was voor de loods. En dan gaat het avontuur beginnen. Geniet ervan, het is waarschijnlijk de enige keer dat je dit kunt meemaken met je eigen boot. Volgende bericht over de doorvaart zelf”.

“Vanaf de Flats vaar je op aanwijzing van de loods (adviser) met je vier linehandlers naar de eerste drie sluizen. De loods geeft op een gegeven moment voor de sluis aan dat de schepen aan elkaar verbonden worden. Pas als de drie loodsen (ik ging in een pakketje van drie) tevreden zijn over de combinatie gaat het verder de sluis in. De loods van het middelste schip heeft de leiding en hij geeft jou aan of je gas moet geven vooruit of achteruit, of in vrijloop moet schakelen. Let goed op hem in de sluis bij het bevestigen van de lijnen want dan komt het erop aan dat je precies doet wat hij nodig acht. De eerste drie sluizen ga je omhoog, als ik me niet vergis 28 meter in totaal. De stroming viel mij mee, maar het is wel duidelijk dat er enorme krachten op de lijnen komen te staan. Voor ons was een groot schip, maar het leek alsof hij zijn schroef nooit heeft gebruikt en slechts door de treintjes getrokken werd naar de volgende sluis. Ik heb dus geen last gehad van dat grote schip. In de sluis gooien aan weerszijden mannen keesjes naar de buitenste schepen en die moeten aan jouw lijnen worden vastgemaakt. Die trekken ze dan naar zich toe en leggen op een gegeven moment om een bolder. Dat is het moment dat je misschien iets achteruit moet slaan om te voorkomen dat de lijn met een ruk komt strak te staan. Uiteraard moet jouw linehandler de lijn dan iets laten vieren, maar er komen toch enorme krachten op de lijn en dat hoor je ook. Bij het gooien van de keesjes heb je kans dat de harde bal iets kapot slaat. Bedek daarom bijvoorbeeld zonnepanelen en andere kwetsbare voorwerpen. Ik vond dat ze heel handig en met een bepaalde techniek strak in horizontale richting gooiden. Dan kom je aan op het Gatun meer en moet je nog zo’n halfuurtje varen voordat je bij de grote boei aankomt. Normaliter leg je daar met twee schepen aan weerskanten aan. Bij ons heeft zelfs het derde schip vastgemaakt aan een van de schepen die aan de boei lag. Bij mij ging de loods direkt van boord en heeft dus niet warm meegegeten. Dan is het moment aangebroken voor de KFC maaltijd of wat je ook maar voor warme maaltijd hebt. Vervolgens ga je de nacht in met je vier linehandlers. Ze vroegen mij nog wel even om dekens en kussens, maar daar heb ik ze niet aan kunnen helpen. Ze moesten het doen met de kuipkussens die ik heb. De vier lagen in de kuip en voor op dek. De volgende ochtend kwam de loods om 06.30 uur aan boord. Ik was om 06.00 uur al begonnen om pannekoeken te bakken. We voeren meteen weg en de loods heeft de boot gestuurd terwijl ik verder pannekoeken aan het bakken was. Dan vaar je de lange afstand naar de laatste drie sluizen. Daar wordt nogal moeilijk over gedaan omdat de stroming van achteren komt i.v.m. zout water wat van voren onder het zoete water stroomt. Kennen we in NL ook, en ik vond het allemaal wel meevallen. Omdat we tegen 12.00 uur bij de sluizen waren ben ik om 11.00 uur warm gaan koken. Na de sluizen heb je geen tijd meer om te koken en te eten. Die drie sluizen ga je naar beneden. Wij hadden de hele sluis voor onszelf, geen groot schip dus bij ons. Na de laatste sluis gaat de loods van boord. Hij wordt opgehaald door de loodsboot. De vier linehandlers en de vier lijnen worden door een bootje opgepikt en dan ben je alleen met je boot op de Pacific. Ik ga ervan uit dat jullie niet in een dure marina willen liggen en ook niet aan een mooring boei van 20 dollar per nacht maar gewoon op een vrije ankerplaats. Daarvoor vaar je door de vaargeul door naar Flamengo Island. Het is belangrijk dat je niet te vroeg bakboord uit gaat want dan kom je vast te zitten. Vergeet niet dat ze aan deze kant vijf meter verval hebben en behoorlijke stroming. Ach, denk maar aan de Waddenzee, niets bijzonders voor ons maar je moet het je weer even realiseren. Dan vaar je tussen Flamengo Island en de stuurboord ervan gelegen rots. Na Flamengo Island ga je bakboord uit, je maakt dus een complete U-turn. Je vaart langs de kust en ziet aan bakboord een marina maar je vaart gewoon verder. En dan zie je allemaal geankerde schepen. Daar lig je prima. Je hebt de banden nog aan boord. Daarvoor heb ik na twee dagen Tito opgebeld en in overleg heb ik ze bij de vuilniscontainer gelegd. Hij pikte ze daar op omdat hij toch in Panama City was die dag voor uitklaren van andere schepen. Zodra je wilt uitklaren bel je Tito en dan komt hij waarschijnlijk je paspoort ophalen. Bij mij moet dat nog gebeuren. Over het liggen op de vrije ankerplaats en de voorzieningen bericht ik jullie de volgende keer”.

“De coördinaten van de ankerplaats zijn 08 55.24 N 79 31.83 W. De twee marina’s en de ankerplaatsen onderhouden een VHF-net op kanaal 74. Dat begint ’s morgens al om 08.00 uur. Is heel informatief en je kunt zelf ook honderduit vragen. Omdat je op die eilanden vrij geïsoleerd bent, zijn er regelingen voor het ophalen van wasgoed, jerrycans voor diesel en benzine, en gasflessen. Die worden dan de volgende dag weer bij de dinghysteiger afgeleverd en daar betaal je dan. Bijna iedereen heeft VHF 74 permanent aan staan. Niet dat het hier gevaarlijk is. Bij de dinghysteiger hoef je je boot niet aan een slot te leggen. Het is wel voorgekomen, heb ik gehoord van een Engelsman die hier tien maanden ligt, dat een dinghy zonder slot zachter de boot gestolen is. Als je iets wilt doen in Balboa of Panama City doe je dat met de taxi of de bus. Hier in de buurt is een Volvo Penta dealer (vlakbij Flamengo Restaurant en dat is eenmaal op de weg linksaf en dan zie je vanzelf het Volvo reclamebord. Ga je op de weg rechtsaf en de eerste weer linksaf dan kom je voorbij het hotel bij watersportwinkel Abernathy (of zoiets). Die heeft wel wat spullen maar voor de grote Abernathy moet je naar Panama City. Het water hier is niet schoon en dat komt vooral door de modderige ondergrond en het vuil dat van Panama City komt. Nieuwkomers maken vaak de fout dat ze te weinig ketting geven omdat het maar vijf meter is, maar als het dan hoog water is, dan komen ze met die modderige grond tekort. Flink ankerketting geven dus. Verder zul je hier geen gebrek aan contacten hebben als je je mond maar opendoet. Er liggen genoeg boten en ze hebben allemaal mooie verhalen te vertellen op gemaakte reizen of plannen. Verder wil ik het hier bij laten, want het enige wat je dus nog hier moet doen is Tito bellen voor het uitklaren en zover ben ik nog niet. Veel succes en als we elkaar ontmoeten nemen we er een biertje op. Dit was dus even het laatste info bericht”.

Met deze berichten heb ik dus andere Nederlanders op de hoogte gebracht van de gebeurtenissen rond het doorvaren van het Panamakanaal. Ik hoop dat jullie nu een beetje een indruk hebben gekregen wat er allemaal bij komt kijken.

Op vrijdag 25 en zaterdag 26 maart voer ik door het kanaal en twee dagen daarna tijdens een ankermanoeuvre brak er iets in mijn gashendelmechanisme waardoor de boot hard voorwaarts ging. Moet je je eens voorstellen dat dat in de sluizen van het kanaal was gebeurd. Ik heb echt geluk gehad dat het pas daarna kapot ging. Het mechanisme was geblokkeerd, er was wat het schakelen betreft geen beweging meer in te krijgen. Ik heb via kanaal 74 om een monteur gevraagd en Engelse Simon kwam toen bij mijn boot langs. Ik wilde van hem vooral weten of er nog iets aan te doen was of dat ik echt een nieuwe moest zien te krijgen. Simon heeft nog het een en ander geprobeerd maar concludeerde al snel dat er in het mechanisme zelf iets gebroken was. En dus moest er een nieuwe besteld worden. Daarvoor ben ik met Simon wat scheepswinkels afgelopen maar die hadden alleen maar de verticale morsehendels of hendels voor een buitenboordmotor met bedrading voor het liftmechanisme. Toen heb ik me nog twee uren in Panama City laten rondrijden door taxichauffeur Luis, maar bij alle zaken die we aandeden was het hetzelfde als bij die scheepswinkels in de haven. Uiteindelijk belandde ik bij een Volvo Penta dealer op loopafstand van mijn ankerplaats. Die zou het voor mij bestellen en dan was het er een week later. Na een week bleken er eerst douaneproblemen te zijn en vervolgens bleek dat het verkeerde was geleverd. Weer een week wachten dus. Nu zou het op donderdag 14 april geleverd worden. Ik leerde Ierse Connor kennen die nog veel langer op zijn Volvo Penta onderdeel wachtte en het bleek dat zijn onderdeel met dezelfde zending binnen zou moeten komen als de mijne. En dat schept een band, dus we hebben samen pizza gegeten en een biertje gedronken. Inmiddels had ik er wel voor gezorgd dat als de bestelling echt op niets zou uitlopen ik wel kon varen op de motor. Daarvoor had ik de gashendel zodanig gemonteerd dat hij alleen nog voor het gasgeven funktioneerde en als ik aan de versnellingskabel trok dan kon ik in vooruit schakelen. Nou, dat was toch in ieder geval al wat.

Ik wist dat het zeilmeisje, Laura Dekker, op 10 en 11 maart door het kanaal zou varen, dat had ze op haar website geschreven. En op 12 maart in de ochtend zag ik haar rode boot Guppy voor anker liggen op onze ankerplaats. En zij zelf was in haar opblaasbare catamaran in de haven aan het zeilen. Ik heb nog even gezwaaid en later ben ik naar haar boot gevaren met mijn dinghy om even goeiedag te zeggen, maar ze was er niet. Ik kreeg het idee dat veel tijd bij haar in beslag wordt genomen door allerlei bekenden die ze onderweg opdoet en die iets met haar willen. Dat heeft voor haar natuurlijk ook wel voordelen, want op haar website schreef ze al dat het financieel allemaal niet zo ruim zit. En die kennissen nodigen haar maar al te graag uit voor een hapje eten of een tripje de stad of het land in. En zo ben ik toch al aardig wat echtparen tegengekomen die haar eerder hebben ontmoet en haar te eten hebben gehad. Wellicht zie ik Laura later nog wel als ze me niet te vlug af is, want ze zal wel een strak tijdschema hebben voor haar recordpoging.

Mijn Canadese vrienden waren al eerder vertrokken naar de Las Perlas eilanden die hier veertig zeemijlen vandaan liggen. Een mooie springplank naar de Galapagos eilanden die hier meer dan 800 zeemijlen vandaan liggen. Ze zouden daar op me wachten voor de overtocht naar de Galapagos eilanden maar toen het langer ging duren met de levering van mijn bestelling zijn ze toch alvast maar naar de Galapagos eilanden vertrokken. Ze hadden groot gelijk, want de wind begon wat uit het noorden te blazen en dat is gunstig voor die overtocht.

Waar ik op den duur hier op de ankerplaats echt helemaal gek van werd is het geklets via kanaal 74 om 08.00 uur ’s morgens over adressen waar je iets kon kopen. De ankerplaats ligt geïsoleerd en je moet dus voor alles en nog wat een taxi nemen en je ergens in Panama City of Balboa laten vervoeren om te kopen wat je nodig hebt. En het kennen van die adressen is hier blijkbaar een eigenschap die sommige live-aboards zich hebben aangemeten en hen een bepaalde status binnen de groep geven. Het is bijna surrealistisch als een nieuwkomer naar iets vraagt en dan de netbeheerder het woord geeft aan een vrouw die werkelijk alle adresssen – je kunt het zo gek niet bedenken – ergens in een boekje heeft opgeschreven. Dat zijn dus mensen die nauwelijks meer varen en hier al jarenlang voor anker liggen. En de kennis van die adressen geeft hen dus status en het vergaren van die kennis is bijna een dagtaak. Ik werd er niet goed van, en het werd tijd voor mij om hier snel mijn anker op te halen voordat ik zelf ook mee ging doen. Ik kon mijn tijd beter besteden, dacht ik zo.

Op woensdag 13 april was ik om 18.00 uur bij Connor aan boord om daar te eten, toen er alarm werd geslagen. Er dreef een hele grote boom in het water en die kwam recht op mijn boot af. Het waaide op dat moment hard en er stonden golven. De situatie zag er slecht uit. Ik heb met mijn kleine dinghy mijn boot weggeduwd terwijl mijn buurman met zijn dinghy de boomstam wegdraaide. Toen kwam er nog een andere man met een grotere dinghy met zwaardere motor en die heeft een touw vastgemaakt aan de boomstam zodat we hem konden manoeuvreren. Ik heb ook een touw vastgemaakt en gedrieën hebben we de boomstam tussen de andere boten door naar de kust gemanoeuvreerd. Dat was kantje boord voor mijn bootje, want als de grote boom mijn ankerketting had meegenomen dan was hij met anker en boot aan de haal gegaan. Een aanvaring met een andere geankerde boot zat er dan dik in, want de ankerplaats was goed gevuld. Geluk gehad dus.

Diezelfde dag trouwens regende het roet op de ankerplaats. Het dwarrelde in grotere en kleinere stukken neer op het water en de boten. Als je het aanraakte dan had je meteen een zwarte veeg op je boot. Je kon het er dus beter laten afwaaien of afregenen. Een Amerikaan die al tien maanden op de ankerplaats lag vertelde me dat dit kwam door het afbranden van grasvelden en dat kon best 30 kilometer verderop zijn. Het was nu zo’n beetje het begin van het seizoen om dat te doen. Het zou dus nog vaker gebeuren. Omdat het dagelijks wel een keer hard waait en regent, heb ik niet veel last van die roet gehad. Het was gelukkig ook zo weer weg van de boot.

Donderdag 14 april haalde ik dus mijn gashendelmechanisme op. De vorige dag waren Connor en ik nog blij gemaakt met een dooie mus door ons op te bellen dat de onderdelen die middag om 15.00 uur geleverd zouden worden. Maar toen we daar aankwamen, het is gelukkig op loopafstand van de haven, en er nog even werd getelefoneerd met de transporteur, bleek het toch pas de volgende dag te zijn. Teleurstelling op teleurstelling, maar kenners verzekerden mij dat het heel normaal is in Panama om wekenlang op iets te moeten wachten en regelmatig misinformatie te krijgen. Ik zal eraan moeten wennen, maar in deze situaties denk je wel aan Nederland waar veel toch wat strakker is georganiseerd. De volgende dag begon het wachten van Connor en mij om 08.00 uur en pas in de middag werden de spullen geleverd. Bij mijn levering ontbrak de gashendel, die hadden ze niet opgestuurd. Ze wilden hem wel gratis naar de Galapagos eilanden opsturen, maar daar had ik absoluut geen vertrouwen in. Ik heb dus diezelfde middag het nieuwe mechanisme ingebouwd en de oude gashendel erop gezet. Toen wilde ik ook meteen vertrekken naar de Las Perlas, het eiland San José, en zo ging ik om 17.30 uur weg van de ankerplaats. De hele nacht heb ik doorgezeild, ik had goede wind vanuit het noorden.

Toen ik op vrijdag 15 april ’s morgens bij San José aankwam lag er welgeteld één bootje voor anker en besloot ik om door te varen naar de Galapagos eilanden. Daar zou ik in ieder geval mijn Canadese vrienden weer ontmoeten. Ik had goede wind en ging op pad voor de meer dan 800 zeemijlen lange tocht. De gribfiles toonden weliswaar weinig wind onderweg, maar via de SSB radio hoorde ik veel zeilers doorgeven dat ze op weg naar de Galapagos veel meer wind ervoeren dan de gribfiles aangaven. Nu maar hopen dat mij dat ook zou overkomen. Want langer wachten had ook geen zin. Ik had de afgelopen drie weken de gribfiles goed in de gaten gehouden en er was nauwelijks verandering te bespeuren.

Die vrijdag heb ik goede wind gehad en ik maakte een snelheid van gemiddeld 3,6 knopen. Voor mijn boot is dat niet slecht, hoewel ik altijd hoop op een gemiddelde van 4 knopen, want dat geeft zo’n mooi daggemiddelde van bijna 100 zeemijlen. Er deden zich die dag verder geen bijzonderheden voor, behalve dat de zonsondergang prachtig rood was. Ik was weer blij onderweg te zijn met mijn boot. Gedurende de nacht nam de wind toe en werd de gemiddelde snelheid als snel 4 knopen. Het ging dus prima. Ik begon er over na te denken om de Galapagos voorbij te varen en meteen door te varen naar de Marquesas. Dat zou een hele lange tocht worden, maar ik heb geleerd dat je af en toe je mijlen moet maken. En zeker als je twee weken in Colon en drie weken in Balbao geankerd hebt gelegen zonder dat je dat echt gewild hebt. In Colon moest ik wachten totdat ik door het kanaal kon varen en in Balboa was het het wachten op een nieuw gashendelmechanisme. Maar als ik veel diesel verbruik tijdens de tocht naar de Galapagos wegens windstilte, dan zal ik een pitstop moeten maken om te tanken. Zaterdagavond viel de wind volledig weg en pas de volgende morgen stak hij weer op. Heb tijdens die nacht vijf uren op de motor moeten varen. Datzelfde gebeurde op zondagavond, maar nu duurde het langer. Weer de motor bijzetten dus.

Toen die windstilte tegen elf uur ’s morgens even verbroken werd door wat wind heb ik de zeilen gezet en wilde mijn windvaanstuurinrichting weer inschakelen. Toen ik het blad erop zette zag ik dat er een strook tapijt om het servoroer gewikkeld was. Ik pakte de bootsmanshaak en heb het stuk tapijt verwijderd. Toen ik de bootsmanshaak weer op wilde bergen glipte hij uit mijn handen de zee in. Nu blijft zo’n stuk hout wel drijven, maar je ziet er weinig van op een grote open zee met wat kabbelende golfjes. Ik maakte een draai om hem weer in zicht te krijgen en toen brak er een enorme regenbui los. De bootsmanshaak kon ik nu wel vergeten. Je zag niets meer en ik was hem gewoon kwijt. Jammer, want het was een goed ding. Niet zo’n teleskopische maar een echt stevig stuk hout met een mooie rvs haak erop. Had ik ergens in Denemarken gekocht. Nu moet ik op zoek gaan naar een vervanger. Zal niet meevallen op de Pacifische eilanden. Ik zal me waarschijnlijk voorlopig moeten behelpen met een stok waar ik improvisorisch een soort haak aan vast maak. Ik gebruik hem vooral om mijn servoroer van de windvaanstuurinrichting naar beneden of omhoog te klappen. En dan zit er een soort slot op dat ik ook met de bootsmanshaak kan bedienen. Ik zal er dus wel weer een nodig hebben.

In de ochtend van dinsdag 19 april trok de wind gelukkig weer wat aan. Ik moest nog 550 zeemijlen tot de Galapagos. En die kun je nu eenmaal niet op de motor afleggen. Zoveel diesel kan ik niet bij me hebben. De wind kwam nu niet meer uit het noorden maar uit het oosten en bedroeg ongeveer 10 knopen. Ik kwam er overigens achter dat een 20 liter jerrycan geen diesel maar benzine bevatte. Die hadden ze dus verkeerd gevuld. Op mijn vorige ankerplaats leverde je namelijk jerrycans in en de volgende dag kreeg je ze dan gevuld weer terug en moest je betalen. Ik had op de jerrycans duidelijk de bootsnaam en gasoleo (diesel) geschreven, maar bij één jerrycan hebben ze er dus benzine in gedaan. Gelukkig ruik je het verschil meteen als je de jerrycan opent. Ik heb via het Panama Pacific Net dat ik via SSB radio dagelijks beluister en waar ik mijn positie doorgeef en met de netcontroller praat over het weer, gewaarschuwd voor deze fout. Als je al op zee bent en je komt er dan pas achter, zoals ik, kom je dus 20 liter diesel tekort die je wel ingepland had. Maar geen nood, ik ondervind er nog geen problemen van. Vandaag wel een nieuw pak pannekoekmeel overboord gegooid en een pak UHT melk. De melk was bedorven en er zaten wormen in de meel. Heel langzaam kom ik dichter bij de Galapagos.

Op vrijdag 22 april zag ik ’s avonds een toplicht ver achter me aan de horizon. Het moest wel van een boot zijn, maar na een tijdje was het er niet meer. Nu willen met name de Fransen hun navigatielichten ’s nachts nog wel eens uit doen om stroom te sparen. Dat heb ik zelf meerdere malen meegemaakt en van vrienden die regelmatig van Engeland naar Frankrijk varen heb ik gehoord dat ze ’s nachts vaak onverlichte Franse boten tegenkomen. Ik bleef dus kijken of het licht er weer was, maar pas een paar uur later verscheen het ineens weer en nu was het dichterbij. Ik deed mijn marifoon aan op kanaal 16 en hoorde dat ik opgeroepen werd door een vrouw. Toen ik contact maakte bleek het de Franse boot Kajananas te zijn die ik kende van het ankergebied bij Balboa. Zij waren veel eerder dan ik vertrokken en hadden nog een week bij het eiland San José geankerd gelegen. Jean-Pierre had daar waarschijnlijk bij het duiken een oorvliesperforatie opgelopen en dat was gaan ontsteken. Pas na behandeling met antibiotica en oordruppels ging het langzamerhand beter en zijn ze vertrokken naar de Galapagos. Daar zouden ze een arts consulteren, want het gehoor in dat ene oor was slechts 50 procent. Zo hebben we nog even gebabbeld en Kaja, die overigens een Amerikaanse is, vertelde me een vreemd verhaal. Ze vroeg me of ik de vorige dag om 21.00 uur een gerommel had gehoord als een snelstromende rivier. Niet lang daarna kwamen ze terecht in ontstuimig water en ze dacht aan een vloedgolf. Ik heb daar zelf die dag niets van meegemaakt. Ik was aan het lezen en heb het niet gemerkt. Kaja wil op de Galapagos vragen of er seismografische aktiviteit is geweest. Want dat zou het best kunnen zijn. We gingen de nacht in, zij op de motor en ik op de zeilen. ’s Ochtends zag ik een boot naast me op ongeveer twee mijlen afstand en toen ik de marifoon weer aandeed, bleken zij dat te zijn. Ze hadden om 02.00 uur de motor uitgezet om brandstof te sparen en hadden wat rondgedobberd. Ik had juist ’s nachts mijn motor vijf uren lang aanstaan om tenminste enige voortgang te boeken. Ik zou die 24 uren een afstand afleggen van 37 zeemijlen in totaal, een dieptepunt in de geschiedenis van de Sogno d’Oro. Maar ja, wat wil je als er vijf knopen of minder wind staat. We hebben even weer bebabbeld en toen afscheid genomen. De wind was wat opgestoken en ik deed 2,5 knopen. Maar omdat zij een grotere boot hebben met veel grotere zeilen deden zij 4 knopen en waren al snel aan de horizon verdwenen met bestemming Galapagos. Diezelfde zaterdag kreeg ik ook een email van de Chenou, mijn Canadese vrienden. Ze waren aangekomen op de Galapagos en wachtten daar op mij. Nou kon dat nog wel even duren, want ik had nog vijftig liter diesel in de tank en alle jerrycans waren leeg. Met die vijftig liter zou ik 100 zeemijlen kunnen afleggen als ik rustig vaar, maar ik moest er nog 360. Ik heb dus de koelkast uitgezet om stroom te sparen, want als er geen wind is brengt de windgenerator niets en zou de motor bijgezet moeten worden om stroom te draaien. Dat is zonde van de brandstof, want die heb ik nodig als ik dichter bij de Galapagos ben. En zo ging ik de nacht in, al dobberend want de wind was weer eens ver te zoeken.

Zondag 24 april tegen zonsondergang kreeg ik bezoek van een grote groep dolfijnen. Het was een vreemd gezicht, want ze kruisten elkaars vaarwater en ik ben gewend dat ze in groepen met elkaar opzwemmen. Misschien werden ze gejaagd of was er iets aan de hand met de groep. Ze bleven toch nog een halfuur in de buurt van mijn boot en gingen toen weer verder. Zo langzamerhand was de wind wat constanter geworden en hij blies nu al een paar dagen met 8 knopen uit het zuidoosten. Dat betekende voor mijn boot een snelheid van zo’n twee knopen, dus echt hard ging het niet. Ach, de laatste loodjes wegen het zwaarst. Maandagochtend moest ik nog 290 zeemijlen afleggen naar de Galapagos. Ik heb in het weekend weinig van Pasen gemerkt. Hooguit op de beide netten waar ik op SSB radio ’s morgens contact mee heb werd het door een enkele zeiler vermeld.

Op maandag 25 april laat in de middag landde een grote vogel op mijn voorplecht. Daar bleef hij zitten en ik ben hem gaan filmen. Een kameraad van hem wilde daar ook nog landen maar dat werd door hem niet toegestaan. Die moest blijkbaar maar een andere boot opzoeken. Ik kon die vogel tot wel een halve meter naderen. Zelfs nog wel dichter bij, maar dan voelde hij zich toch wel bedreigd en begon met zijn lange snavel te verdedigen. Ik weet niet wat voor soort vogel het was, maar hij was lichtbruin, met een blauwgrijze kop, en een lange spitse snavel. Hij is voorop blijven zitten tot diep in de nacht, want af en toe heb ik met de zaklantaarn even gecontroleerd of hij er nog zat. ’s Morgens was de vogel gevlogen en uiteraard had hij een hoop stront achtergelaten. Het was de grootste vogel die ik tot nu toe aan boord heb gehad. Toch ook wel weer bijzonder. Van de Galapagos eilanden is bekend dat de dieren daar erg tam en benaderbaar zijn. Deze zal daar dan ook wel vandaan gekomen zijn. Op dinsdagochtend moest ik nog 250 zeemijlen afleggen naar de Galapagos. Ik had dus in 24 uur tijd 40 zeemijlen gevaren. Wederom niet veel dus. Als dit zo door ging, en ik zag voorlopig zelf geen verandering in het weer komen, dan zou ik meer dan twee weken doen over een afstand van 950 zeemijlen. Aanvankelijk dacht ik dat de afstand 800 was, maar omdat je eerst een heel lang stuk naar het zuiden moet varen voordat je een westelijker koers kunt inzetten is de totale afstand veel langer. Die in de pilot geadviseerde omweg heeft te maken met stroming en heersende winden.

Op donderdag 28 april had ik in totaal 25.000 zeemijlen gevaren sinds de aankoop van Sogno d’Oro in januari 2005. Terugkijkend in mijn scheepsjournaal was ik bij 5.000 mijlen in september 2006 aan de oostkust in Spanje, bij 10.000 mijlen in april 2008 aan de westkust van Denemarken, bij 15.000 mijlen in februari 2009 op de terugweg van de Vestmannaeyjar eilanden naar de Faroer eilanden en bij 20.000 mijlen in oktober 2010 op weg van de Kanarische eilanden naar de Kaapverdische eilanden. Toch leuk als je die dingen bijhoudt en later nog eens kunt opzoeken.

Op vrijdag 29 april doorbreek ik ’s morgens de 100 zeemijlen grens, de afstand die ik nog moet afleggen tot de Galapagos eilanden. Maar omdat ik door de wind wat noordelijker wordt weggezet dan de direkte koerslijn naar de Galapagos heb ik de evenaar nog niet gepasseerd. Dat zal wel gebeuren als ik later op de dag op de motor weer langzaam terugkeer naar mijn direkte koerslijn. Op zee kan ik met weinig wind en wel golven namelijk niet zo scherp aan de wind zeilen en moet ik wat ruimer zeilen. Dat corrigeer ik dan later als ik de motor bijzet en de accu’s tegelijkertijd weer bijlaad. Op die vrijdag had ik nog een leuke ontmoeting met een Franse boot. Dat ging heel vreemd. Ik ging naar de kuip om weer even buiten rond te kijken en toen zag ik niet ver bij mij vandaag een grote blauwe zeilboot die in tegenovergestelde richting ging. Dat vond ik toch wel merkwaardig. Toen ik hem een paar minuten met mijn ogen volgde zag ik dat hij een gijp maakte en weer op mijn koers kwam te liggen. Langzaam haalde hij me in en binnen vijftien minuten lag hij langszij. Over en weer werden foto’s en film gemaakt en we zwaaiden hartelijk naar elkaar. Want het blijft bijzonder als je elkaar op die grote plas tegenkomt. Ze gaven aan dat ze weer verder richting de Galapagos gingen en ik gaf aan dat ik daar ook naartoe ging. Ben benieuwd of ik ze in Wreck Bay weer tegenkom. Om 20.10 UTC passeerde ik de evenaar en heb Neptunus een glas single malt whisky gegeven. Vervolgens heb ik zelf een glaasje tot me genomen. Heel graag had ik in mijn marinecarrière de evenaar een keer gepasseerd, maar het is slechts bij de poolcirkel gebleven. Aan de andere kant is het mooier om het met je eigen boot te doen. En de ceremonie was er niet minder om. We zullen de evenaar nog wel een keer passeren zodra we weer naar het noorden gaan om terug in Europa te komen. Maar dat zien we dan wel weer.

Zaterdag zag ik ineens de eilanden liggen. Wat is dat toch altijd een pracht gezicht als je zolang vaart en alleen maar horizon ziet en dan ineens zie je eilanden in de verte. Je weet dat het dan nog heel lang duurt voordat je bij die kust bent, maar dat betekent ook dat je langzaam aan het idee kunt wennen dat je aan land zult gaan. Begeleid door allerlei soorten vogels kwam ik tegen middernacht aan en varend op de radar heb ik mij tussen de geankerde boten doorgewerkt. Ik meende een scheepsromp te herkennen als de Franse boot Kajananas en niet veel later riep Jean-Paul mij aan. Ik heb even bij hem gevraagd naar de ankergrond en toen heb ik mijn anker vlak bij hem neergelaten. Uiteraard kun je dan niet meteen slapen. Ik heb rustig het journaal ingevuld en heb die nacht zo’n vijf uren geslapen. Dat is normaal, want je bent veel te opgewonden om lang in je bed te blijven liggen. Om zes uur was ik dus al op en maakte mij klaar voor die dag. Om acht uur zat ik bij Jean-Paul en Kaja aan de koffie en vertelden ze mij hoe het er hier aan toe ging met inklaren en zo. Zij vertelden mij dat het heel eenvoudig was, maar ook verschrikkelijk duur. Je hebt de keuze tussen binnen 24 uur weer vertrekken, of 400 dollar betalen en maximaal 20 dagen in de baai geankerd blijven. Dat is dan 100 dollar voor een scheepsagent (zonder die doen ze geen zaken met jou), 100 dollar voor de haven autoriteit, 100 dollar voor het nationaal park waarin je ligt en 100 dollar voor immigration, douane, veterinaire inspectie e.d. Als je dus met zijn tweeën bent dan moet je tweemaal 100 dollar voor het nationaal park betalen en ben je 500 dollar lichter. Jean-Paul had een probleem met zijn windvaanstuurinrichting en vroeg om een dag extra, dus twee dagen om het geval te kunnen repareren. Dat was prima, maar dat was dan 500 dollar, want of je nu twee dagen of twintig dagen blijft, dat maakt hen niet uit. Na twintig dagen moet je vertrokken zijn. Heel simpel. Uiteraard vallen er kreten als geld uit de zak klopperij en zo, maar al snel realiseert iedereen zich dat dit bezoek once in a lifetime is en dus zeer waardevol. De mensen zijn hier heel vriendelijk, ook de autoriteiten, maar ze moeten gewoon hun inkomsten hebben. Nou, genoeg hierover. Ik ben na mijn bezoek aan de Kajananas meteen doorgegaan naar de Chenou, mijn Canadese vrienden. Met hen ben ik het dorp ingegaan en zij hebben mij wat wegwijs gemaakt. Wat meteen opvalt zijn de grote aantallen zeeleeuwen die hier overal rondhangen. Op de steigers, in de boten, onder de valreep in de schaduw. Toen ik wakker werd op mijn boot op zondagmorgen dacht ik dat er een hele grote familie naast mij was komen ankeren, maar het waren de geluiden van die zeeleeuwen. Het is hier ook not done om je rubberboot gewoon in het water te hebben liggen. Daar klimmen ze met zijn drieën in en schijten de boel onder. Bovendien, en dat wist ik niet, scheiden ze nogal wat haren af  en wordt het een enorme stinktroep. Hier moet je je dinghy dus echt de mast in hijsen en dat doe ik dus nu ook. Verder doe je eigenlijk het verkeer naar de wal met de boottaxi want je dinghy aan de wal leggen is met die zeeleeuwen echt niet vertrouwd. Ik heb me laten vertellen door degenen die hier al langer liggen dat er geen criminaliteit heerst, dus dat is weer mooi meegenomen. Die was er namelijk vroeger wel, dan werd er nog wel eens iets van je boot gepikt als je het open aan dek had liggen. Ook dat heb ik weer van vrienden die hier vroeger zijn geweest. Maar wie zegt dat dat geen collega zeilers zijn geweest. Want ook dat komt voor.

Morgen om tien uur komt mijn scheepsagent met de havenautoriteiten op bezoek voor het inklaren. Het zullen zo’n vijf man in totaal zijn, dus een behoorlijke drukte. En dan kijk ik wel hoelang ik hier wil blijven liggen. Mijn Canadese vrienden gaan medio komende week door naar de Marquesas, maar die hebben hier nu al twaalf dagen gelegen. En wat de Kajananas gaat doen dat heb ik nog niet van ze gehoord. Maar groepen ontstaan en vallen even later weer uit elkaar, daar ben ik in die vijf jaren wel aan gewend. Zo, nu ga ik snel dit reisbericht naar jullie opsturen en dan vertel ik later wel hoe het hier gegaan is. Tot een volgende keer.


Laat een reactie achter